Het gebouw aan de Spiegelstraat kwam in 1885 in particuliere handen. Het Wijnhuisfonds liet het pand in 1959 restaurerenwaarbij onder meer de rollaag van de topgevels en de vensters zijn vernieuwd. gebruik had genomen (fe verre ver graven). Hij kreeg opdracht het te veel vergravene weer in de vorige staat terug te brengen32. In deze jaren treffen we weer een aantal notities aan over voormalige wees kinderen, die het recht van het weeshuis op hun erfenis afkochten. Het betrof geen grote bedragen: 40 tot 45 gulden. In ieder geval hielp het niet om de financiële nood te lenigen. In 1804 werd er weer een commissie ingesteld in verband met de slegten staat der diaconie fondsen en de steeds toenemende armoede. Vier dagen later kondigde de diaken-boek houder P.H. Revelman aan, dat hij tegen Pasen (1 april) zijn functie ging neer leggen. Of dit verband hield met het instellen van de commissie werd niet duidelijk33. De leden van de diverse kerkgenoot schappen, die in het armbestuur werden benoemd, waren in principe verplicht de functie te aanvaarden. Wanneer zij weigerden konden ze een boete krijgen. Het lijkt er op, dat een taak in het armbe stuur in deze moeilijke tijd niet aantrek kelijk meer was. In juli 1808 kwam het onderwerp tenminste ter sprake in de vergadering van B&W. De overheid stelde alles in het werk om haar greep op het reilen en zeilen van de instituten van weldadigheid, waaronder het Vreemde Weeshuis, te versterken. De armbezorgers moesten een nominatieve lijst insturen der kinderen van het mannelijk geslacht welke door dezelve worden onder houden. Verder moesten de armbesturen opgeven of ze ook subsidie kregen van de stad. Men antwoordde, dat zij geen gelden kregen uit de rentambten. Het hielp allemaal niets. De volgende be paling was, dat alle stichtingen van weldadigheid onder oppertoezicht moesten komen van het stadsbestuur34. Nog geen jaar later bleek waarom de centrale overheid die opgave wilde hebben van de jongens, die op publieke kosten werden onderhouden. Zij moesten onder dienst! In september stelde het stadsbestuur de armbesturen in kennis van de dispositie van de landdrost omtrent het Etablissement der Koninglijke Kwekelingen. Nog diezelfde maand vertrok Piet Jansen naar de militaire kweekschool in Utrecht. Nadat ons land in 1810 bij Frankrijk was ingelijfd werd het nog erger. In 1811 werd de conscrip tie (verplichte oproeping in militaire dienst) ingevoerd, waardoor velen werden gedwongen deel te nemen aan de Napoleontische oorlogen35. In deze periode zijn er tal van aanwijzin gen over de gevolgen van deze maatregel voor de weesjongens. Er zijn veelvuldige berichten, dat er lijsten met de namen van arme weeskinderen worden opge stuurd. Er werd een regiment van minder jarigen voor de Keizerlijke Garde opge richt, waar de weesjongens boven de 15 jaar naar toe moesten voor hun militaire opleiding. Diverse jongens uit het Vreemde Weeshuis vertrokken naar Arnhem om den Lande te dienen. Van een aantal werd trouwens vermeld, dat zij dadelijk zijn teruggekomen. Het is niet helemaal 69

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2000 | | pagina 20