Graf Schrift Voor mijn Zwaager Jan Peter Hasselo overleeden binnen Zutphen den 4 December 1796 en ter aarde besteld den 9 dato naastvolgende Opgedraagen aan mijn deugdelijke Huisvrouw Derkjen Hasselo eenigste zuster des overleedenen quod unusquisque est interpres suorum verborum. Sta Wandelaar! Sta Stil hier lecht een Boere plaager Een die 1< Helaas! Met schaamt, moest noemen mijnen zwaager Die al zijn tijd, en vlijt, tot woekren heeft besteed. En mij, wel duisend maal, aan deede, smert en leet Nu lecht dit Booswicht naakt, hier met zijn vlees, en beenen Zijn leevens lamp, die is, met stank, nu uitgescheenen Zijn Roofzucht, nam een eind, toen hij de aard verlied. Deez' Monster der Natuur, en alle Mansch verdried Zal stooreloos 't geluk, der vroome eeuwig derven Ik schrik! en beeve met ontroering aan zijn sterven. E. Caspers6. De 'Boere plaager' zal verwijzen naar de graanhandel van Hasselo; heeft hij daar bij boeren afgezet? De onmondige kin deren, Jochem en Peter Hasselo, die on geweten in 1 783 ook al de gemoederen in de stad bezig hielden, konden zo'n 'toomelose lasterzugt uit hoofde hunne kinderlijke betrekking' echter niet voorbij laten gaan en daagden de auteur, Caspers dus, wegens belastering van hun vader begin 1 797 voor de schepenbank. Hij had het overal in de stad voorgele zen en liet tevens exemplaren achter bij wie maar wilde. Negen getuigen werden op 1 6 januari 1 797 gehoord. Eén van hen, Herman Carl Anton Thieme (1 770 1826), die enkele jaren daarvoor als zelfstandig boekhandelaar was begon nen en bij Van Bulderen in de leer was geweest, beweerde tegen Caspers te hebben gezegd, dat hij zijn grieven te gen Hasselo tijdens diens leven had moeten uiten. Het gaf geen pas zijn gram met een grafschrift op de nabe staanden van Hasselo te botvieren. An dere getuigen waren onder anderen de burgemeesterszoon Govert Anne Ver- stege en P.H. de Roy, beiden op weg naar een gewestelijke politieke carrière in het Tweede Intermediair Administra tief Bestuur van Gelderland, en een schoonzus van de dichter. Allen beves tigden dat hij het grafschrift overal had voorgelezen en afschriften had achterge laten. Hoe Derkje zich in de controverse tussen haar echtgenoot en haar broer op stelde weten we niet, maar Caspers be zweek onder dit geweld en werd gevangengezet. Op grond van een stads keur stelden de broers dat zijn daad een misdrijf was, in strijd met de rechten van de mens en burger. Zij eisten op 19 fe bruari 1 797 dat Caspers zou bekennen dat 'het paskwil hem van harten leed deed', publiekelijk zijn excuses zou ma ken, de kosten van het geding en een boete van honderd gulden zou betalen7. Tijdens deze criminele procedure werd er niet gerefereerd aan de affaire over de Zutphense mars uit 1 784. Die had ook 20

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2000 | | pagina 22