Hij weigerde, daartoe gemaand, de na
men door te strepen tot grote woede van
een aantal patriotse schutters van de
compagnie. Sergeant Wolters, die
daarop weigerde samen met Hasselo
dienst te doen, werd prompt ontslagen
door Van Nagel!. Wolters' medeschut-
ters trokken de zaak aan zich en ver
zochten de magistraat het ontslag in te
trekken. Die wilde het ontslag niet terug
draaien maar legde op 15 juni 1 785 de
schutters, waarbij zich inmiddels ook
schutters uit andere compagnieën had
den gevoegd, een boete op 'wegens niet
te mogen noch te moeten compareeren
by de gepretendeerde voorstelling van
des Prinsen Edelman en Schepen Nagel
als Hopman van gezegde Compagnie,
en wel uit oorzake van een allezins ille
gaal gedrag en onwettig gepleegden ac
tus op en tegen een Sergeant van ge-
dagte Compagnie, door gezegden Hop
man'. De schutters weigerden de boete
te betalen, waarop als strafmaatregel een
deel van hun inboedel publiekelijk zou
worden verkocht. Op 11 en 15 juli 1 785
werd in het stadhuis de veiling gehou
den ten overstaan van de schepenen
G.D. Opten Noort en R.J. Staring. Van
der Capellen van de Marsch, Haese-
broeck, Lulofs, Wildrick en Van der
Meulen kochten zoveel terug, dat de
boete van 25 goudguldens betaald kon
worden. Maar Hasselo had het in de stad
verbruid4.
Vanaf het eerste rekest van de burgerij
aan de magistraat door tussenkomst van
de gemeenslieden (1 5 maart 1 783) raak
ten de gemoederen in de stad hoe langer
hoe meer verhit. Na het overlijden van
zijn neef Joan Derk (1 743-1 784), wiens
Aan het Volk (1 781mede aanzette tot
burgerbewapening, nam Robert Jasper
diens rol over en bestreed vanuit het
Zutphense Gelderse magistraten en rid
derschappen en tenslotte de gewestelijke
staten zelf5. Onder leiding van Robert
Jasper bestookte een zorgvuldig uitge
zocht groepje rekestopstellers in de jaren
1 783-1 787 de magistraat, waarbij zij de
ene misstand na de andere signaleerden,
maar even vaak door Suideras, soms
zeer adequaat, terecht werden gewezen.
We komen in al de rekesten die de bur
gerij van Zutphen in de jaren 1 783-1 787
aan haar magistraat zond om meer in
vloed op het bestuur en benoemingsbe
leid, slechts enkele Caspersen tegen; En-
gelbert in een adres van 24 april 1 783,
waarin 223 burgers twaalf vertegen
woordigers aanstelden die namens hen
de onderhandelingen met de magistraat
zouden voeren en zijn broer Jochem
Willem Caspers in een adres van 5 janu
ari 1 784. Alle rekesten werden via het
college van gemeenslieden aan de magi
straat van Zutphen overhandigd. Zulke
colleges, die vanouds een adviescollege
van de raden/ schepenen waren en en
kele beperkte functies binnen een stad
vervulden, stonden het dichtst bij de
burgers, omdat de gemeenslieden uit en
via de gilden werden gekozen. Maar ook
binnen dit college stonden de facties te
genover elkaar: Hasselo ongetwijfeld als
woordvoerder van de oranjegezinde
meerderheid. En zo moest de vrijheids-
minnende Caspers het ook daar tegen
zijn zwager opnemen. Tot enkele keren
toe liet de Zutphense magistraat uit vrees
voor rellen het garnizoen versterken,
maar toen de patriotten in 1 783 - na
zware druk - toestemming kregen zich in
de wapenhandel te oefenen, exercities te
houden en parades af te nemen was er
geen houden meer aan. Hoe langer hoe
meer burgers sloten zich aan bij de ste
delijke compagnieën en vrijkorpsen. De
oranjerellen in juni 1787 waren aanlei
ding voor de Zutphense magistraat de
patriotse onderscheidingstekens, sjerpen,
degens, spontons en ringkragen, van de
officieren van de vrijkorpsen in beslag te
laten nemen.
Opnieuw in opspraak
Bijna vijftien jaar later haalt Caspers zich
te Zutphen opnieuw de woede op de
hals, nu vanwege een 'gelibelleerd pask
wil', namelijk een grafschrift op zwager
Hasselo die op 4 december 1 796 was
overleden:
19