woordig ervaren we veel achttiende-
eeuws poëtisch werk vaak ten onrechte -
als vervelend, kreupel, gekunsteld of an
derszins onleesbaar.
Het is voor ons moeilijk voor te stellen
dat tussen 1 780 en 1 787 schutters en
vrijkorpsisten werkelijk met honderden
van dergelijke gedichten, al of niet op
muziek gezet, de straten opgingen met
het vaste voornemen de politieke bakens
te verzetten. Met of zonder wapens, te
gebruiken tegen vooral binnenlandse
(lees: stadhouderlijke) vijanden. Binnen
enkele jaren werden flinke delen van de
bevolking gepolitiseerd met behulp van
kranten, pamfletten en andere publica
ties, waarvan het niveau nu betwist kan
worden, maar die toen felle reacties op
riepen. De Zutphense mars zal uit 1 784
dateren. Van de twaalf Zutphense ra
den/schepenen waren er ten tijde van de
verschijning van Caspers gedicht negen
oranjegezind, die zich onder leiding van
de bekende August Robert van Heecke-
ren van Suideras (1 743-1811tegen de
patriottenbeweging keerden. De hopman
(=commandant) van de Nieuwstadscom-
pagnie Frederik Benjamin van der Capel-
len van Rijsselt (1 739-1 806), de gema
tigde Wigbold Alexander de Roode van
Heeckeren (1 741 -1805) en de ervaren
Bernard Joost Verstege (1 723-1 796) ble
ken overtuigde en strijdlustige patriotse
tegenspelers van vooral Suideras, die
zelf ook een compagnie commandeerde,
in de raadsvergaderingen. Het epitheton
'bloedtapper' had Suideras aan Van Bul
deren te danken en zou hem landelijk
bekend maken.
Naast de Franse minister van buiten
landse zaken Ch.G. graaf Vergennes, die
een alliantie met de Republiek voorbe
reidde (strofe 4 en 5) en de Franse vloot
voogd P.A. de Suffren, die in 1781 een
Engelse aanval op de Kaap verhinderd
had en daarna in de Voorindische wate
ren successen tegen de Engelsen be
haalde (strofe 6), refereert Caspers aan
een drietal bekende patriotse auteurs uit
de omgeving, Anthony Staring, Willem
H. Seis en Gerard van Hasselt (strofe
13). De door Audax gememoreerde ver
klaring (declaratoir) heb ik helaas nog
niet kunnen vinden. Suideras wordt door
het duo Caspers-Audax in ieder geval als
kwade genius achter de verbranding ge
zien, maar hun vermoeden, dat de au
teur niet gerechtelijk vervolgd zou wor
den vanwege zijn familiale verhouding
met gemeenslid Jan Pieter Hasselo, en
deze met Suideras, ondermijnt de krach
tig ingezette introductiebrief. Het is zelfs
een ontwapenende passage! Suideras is
wel de gebeten figuur, maar de aanval
van Caspers op hem is tamelijk mild, ze
ker in vergelijking met die van Van Bul
deren in de Zutphensche Courant De
oorzaak voor de verbranding moeten we
denkelijk elders zoeken.
Caspers' directe oproep aan zijn patri
otse geestverwanten om de wapens te
gen hun eigen magistraat te gebruiken
tot de dood erop volgt (zie de Toegift)
kan als openlijk verzet tegen de wettige
(Zutphense) stadsregering worden ge
zien. De verbranding van Caspers' mars
krijgt een pikant tintje als we bedenken
dat zijn zwager Hasselo zich enige jaren
daarvoor de woede van een groot aantal
Zutphense schutters op de hals had ge
haald. De Zutphense graanhandelaar
Jan P(i)eter Hasselo, op 8 april 1739 te
Zutphen gedoopt, was op 14 januari
1 765 gehuwd met de Almense Agnita
Wilhelmina Ploegmans (gedoopt 10
januari 1 743), door Audax hierboven de
'Zutphensche Kaat Mossel' genoemd.
Ook bij de benoemingen in het college
van gemeenslieden had Suideras grote
invloed, als we eigentijdse auteurs mo
gen geloven. Een 'Voorstander der vry-
heid' beweerde althans, dat Hasselo,
'voorleden voorjaar [1 783], door de di
rectie van Suideras gemeensman is ge
worden, die toevallig aan zyn H.W.
Geb. een sakie [zak] geld leende'3. In
1783 had Hasselo, luitenant in de Mars-
poortcompagnie onder commandant
J.A.L.F.C. van Nagell, de namen van zijn
twee minderjarige zoons, Jochem en Pe
ter, op een oranjegezind rekest vermeld.
17