Zutphensche Courant van 21 februari 1899.
Mijnheer de Redacteur
Mag ik U beleefd een plaatsje verzoeken in
Uw veelgelezen blad voor onderstaande.
Toen ik Vrijdag van een reis te huis
kwam, was het mij een genoegen, te ver
nemen, dat het gemeentebestuur eindelijk
een einde wenschte te maken aan den
onoogelijken toestand, welke reeds te
lang bestaat, bij het binnenkomen in onze
stad. Ik bedoelde hiermede, zooals U wel
duidelijk zijn zal, den hoek, begrensd door
het pand van den heer Langenberg en de
zoogenaamde Pont Neuf.
Maar groot was mijne teleurstelling toen
ik de voorgestelde verbouwing op het ter
rein ging op nemen.
Waar ieder gewoon mensch zoude
meenen, dat de vuile hoek, waar nu een
paar boomen en nog wat anders staat,
zoude worden bebouwd in de nieuwe
rooilijn van de Rozegracht heeft ons ge
meentebestuur daar klaarblijkelijk anders
over gedacht.
Het heeft gemeend blijkens gestoken kiel
spit, dit gedeelte der stad in eens gewoon
weg totaal te moeten bederven.
De vuile hoek waar die boomen en nog
wat staan, blijft zooals ze is, doch van den
vleugel der brug af zijn ongeveer 80 vierk.
■Vt
r
(foto: Stedelijk Museum Zutphen).
M. aangewezen om een huisje neer te
zetten, dat én het uitzicht van de Roze
gracht én dat van het Stationsplein totaal
bederft en een geheel ongemotiveerde sta
in den weg wordt.
Ik geloof Mijnheer de Redacteur, dat wan
neer eenmaal dat huisje daar gebouwd zal
zijn (wat de Hemel en ons gemeentebe
stuur mogen verhoeden) ieder lid van den
Raad gaarne het tienvoudige van de even-
tueele opbrengst van dit stukje bouwterrein
zal willen geven, om het bebouwde weder
om onbebouwd te doen worden.
U bij voorbaat mijnen dank betuigend,
hoogachtend Uw Dw.
N.
75
Ingezonden