spiritisme werd geschreven en dan meestal ook nog in waarderende zin. Begrip voor het "geestengeloof" is in dit kader bijna een atavisme. Immers: rede, causaliteit en evolutie waren kernbegrippen in het vrij zinnig-moderne denken en lijken strijdig met hetgeen door het spiritisme werd voorgestaan.5 Wartena nu was één van die vrijzinnig-moderne predikanten, die het verschijnsel een warm hart toedroeg, zoals hij in 1908 liet zien in een bijdrage aan Teekenen des Tijds.6 Teekenen des Tijds Onder de titel "Het spiritisme" gaf hij hier een kritische maar tevens waarderende bespreking van het boek Handleiding tot de kennis van het spiritismedat in 1904 werd gepubliceerd door H.N. de Fré- mery. Deze spiritist en parapsycholoog avant-la-date is een boeiende figuur. Van hem wordt gezegd, dat hij als officier in het Nederlandse leger graag met zijn soldaten over het spiritisme sprak. Zijn overtuiging werd versterkt doordat hij huwde met de dochter van H.J. Schimmei, bankier, maar ook auteur van toendertijd befaamde historische romans en tevens overtuigd spiritist.7 Het is vrijwel zeker dat De Frémery door zijn gefortuneerde schoonvader in staat werd gesteld zich volledig aan het spiritisme te wijden. Hij bleek een kritische adept te zijn, die be schouwd kan worden als de eerste para psycholoog van Nederland. Met de Utrechtse hoofdonderwijzer J.S. Göbel was hij jarenlang redacteur van het be langrijke spiritistische tijdschrift Het Toe komstig Leven. In de loop der jaren ver zorgde hij tientallen lezingen en er ver schenen diverse boeken van zijn hand. Eén daarvan is dus de bovengenoemde Handleiding, het boek dat Wartena als leidraad voor zijn beschouwing gebruikte. Er is met Wartena's betoog iets merkwaar digs aan de hand. Hij schrijft namelijk veel van de spiritistische verschijnselen te accepteren, maar beweert in één moeite door toch geen spiritist te zijn.8 Zijn uit gangspunt is, dat men niet het recht heeft om de spiritistische verschijnselen te ont kennen. Dat goochelaars ze nabootsen, dat er bedriegelijke mediums zijn en dat we de verschijnselen zelf niet ervaren wil nog niet zeggen dat deze niet kunnen be staan. Hij accepteert dan ook het zoge naamde tweede gezicht en het tweede gehoor (helderzien; helderhoren) als een bijzondere wijze van waarnemen en aan vaardt het verschijnsel van de telepathie; ook sluit hij de mogelijkheid van de tafel dans niet uit.9 Met de geesten hypothese had hij meer moeite. Hij twijfelde niet aan het bestaan van dergelijke manifesta ties, maar het gevaarlijke van het spiri tisme zat zijns inziens in het feit dat som mige spiritisten het fenomeen in de plaats van de christelijke godsdienst willen stel len. Wartena ontkende dat het spiritisme een vernieuwing van de godsdienst bracht: een echte christen had het spiri tisme niet nodig. Degenen echter die het geloof hadden verloren zou het hernieuwd godsdienstig leven kunnen brengen. De belangrijkste uitkomst was voor hem: het spiritisme kon een medestander zijn in de strijd tegen de kringen, waar het materialistische denken overheerste. Hij formuleerde dat zelf aldus: "Het spiritisme, in zijn beste vertegen woordigers, en zijn nobelsten vorm, is eene geestes stroming die door sommigen ten onrechte met minachting wordt bejegend, waaraan anderen daar entegen veel te groote betekenis hechten. Het verdient onze waardering als openbaring van eene anti- materialistische stroming, van zich hernieuwend godsdienstig leven, van wederopleving van het onsterfelijkheidsgeloof. Niet ais vijan den, doch als bondgenooten begroet ik de ernstige spiritisten." 10 Uit het slot van het artikel blijkt dat War tena vooral bevreesd is voor de spiritisti- 80

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1999 | | pagina 10