Nieuwe geledingen zijn daarvoor in de
plaats gekomen en hebben de kerk radi
caal omgevormd: de dooptuin, de preek-
kerk, de wandelkerk, de trouwkapel, en
zo verder. De Sint-Walburgiskerk van nu
is zo totaal anders dan die van toen, dat
Guicciardini zich er niet meer in zou her
kennen.
Toch staan er twee woorden in Guic-
ciardini's getuigenis die elke Zutphenees
en elke bezoeker nog steeds onvoorwaar
delijk zal onderschrijven: het is een zeer
nobele tempel en hij is overoud. De ma
jesteit van het gebouw, afgewisseld door
lyrische woorden over de pittoreske be
daking of de wonderlijke librije met de
indrukken van de duivelspoten, door Sta
ring later bijgeslepen tot de Jaromirle-
gende, vormt door de eeuwen heen het
leidmotief van alle stadsbeschrijvingen
door bezoekers uit binnen- en buiten
land. Geen tekenaar, schilder of fotograaf
die Zutphen aandoet zonder een of ander
facet van de Sint-Walburgiskerk te ver
eeuwigen. Deze is niet alleen het em
bleem van Zutphen, ze is - hoe composiet
ook samengesteld - tevens de echte reden
om de stad met een bezoek te vereren.
Al mag Zutphen veel andere genoegens
te bieden hebben, in die kerk heeft de
stad vanouds haar identiteit geïnvesteerd
en door die kerk geeft zij zich te kennen.
Guicciardini, als steeds een meesterlijk
waarnemer, heeft dat goed begrepen.
Behalve een nobel gebouw is de Sint-
Walburgiskerk ook een overoude kerk.
Hoe oud precies zal wel nooit kunnen
worden vastgesteld, maar dat ze een
boeiende voorgeschiedenis heeft, is we
zeker. Toen mr. R.W. Tadama in 1856
zijn in veel opzichten nog steeds onvol
prezen Ceschiedenis van Zutphen
schreef, wist hij met de ouderdom van de
Sint-Walburgiskerk eigenlijk niet goed
raad. Hij kende wat oude bisschoppelijke
privileges en grafelijke acten, en tobde
eindeloos met de sterk met mythen en le
genden omsluierde genealogie van de he
ren en graven van Zutphen, waarin hij de
sleutel tot het ontstaan van de stad zag.
Lange tijd is dat zo gebleven. Wat men
daar ook van moge denken: reeds toen
was duidelijk dat de geschiedenis van de
Sint-Walburgiskerk onlosmakelijk met die
van het wereldlijk gezag, bisschop, keizer
of graaf, verweven was. De vraag was
echter hoe precies, en of er misschien
nog andere spelers in het spel waren.
Eén van die andere spelers zou al gauw
opdoemen en gaandeweg het gezag van
de graaf overnemen: het stadhuis, de ma
gistraat, de burgerlijke gemeente. Eén van
de meest boeiende aspecten van de ge
schiedenis van de Sint-Walburgiskerk is
immers dat zij vanaf het eerste begin niet
slechts de kerk van een groep kanunniken
of monniken, een gilde of broederschap,
of alleen van een stadsdeel was, maar de
echte stadskerk, de kerk voor allen, voor
de hele stad, inclusief hen die hun religi
euze oefeningen elders hielden en voor
de minder gelovigen, ja voor de niet-ge-
lovigen. Ze was, en is, de publieke ruimte
waar ieder wat van zijn of haar gading
vindt. Ze is ruimhartig genoeg om ieder
de gelegenheid te geven zich ermee te
identificeren, en zijn of haar eigen vorm
van geloof erin te proeven. Kerk en stad
zijn dus nauw op elkaar betrokken, ze
horen bij elkaar en kunnen niet goed bui
ten elkaar om worden begrepen. Dat
geldt voor hun oorsprong, dat geldt voor
hun vormgeving, dat geldt voor hun cul
tuur, dat geldt ook en vooral voor het
beeld dat we ons van beide maken.
Daarom kan een geschiedenis van de
Sint-Walburgiskerk ook nooit een ge
schiedenis van de kerk alléén zijn, en a
evenmin een simpele kerkgeschiedenis
van de kerkelijke gemeente. Het moet
een geschiedenis van de liefdesrelatie tus
sen het kerkgebouw, het geloofsleven en
de stedelijke gemeenschap zijn, met be
hulp van alle vormen van geschiedschrij
ving en alle benaderingen waarover we
beschikken.
Het heeft lang geduurd voordat zo'n
meervoudige invalshoek denkbaar was.
Aan het begin van deze eeuw brak de be
ginnende oorkondenleer in de persoon
26