de lijfstraffen lieten vervallen, nadelig
zouden werken, niet werd bewaarheid.
Evenmin heeft het minder toepassen van
tuchthuisstraf en het meer aanvaarden
van verzachtende omstandigheden als
mede het niet toepassen ven eenzame
opsluiting een nadelige invloed gehad op
het plegen van misdaden.
3. Soorten van criminaliteit
De auteur stelde ook vast, dat sommige
misdaden die het provinciale hof in het
begin (vanaf 1838) moest berechten in de
laatste jaren van het bestaan van het hof
vóór 1876 nagenoeg geheel waren verd
wenen. Hij dacht daarbij aan het "leggen
van brandbrieven" (brieven waarin met
brandstichting of moord wordt gedreigd,
tenzij geld aan de afzender wordt ver
strekt), die destijds de schrik voor de
landbouwers vormde. Hij doelde ook op
de zware, door een groep van personen,
gepleegde diefstallen waarbij zij maskers
voor hun gezicht droegen of hun gezichten
hadden zwart gemaakt. Deze diefstallen
gingen dikwijls met moord gepaard.
Soms leek bij het plegen van misdrijven
een soort epidemie te heersen, vooral bij
doodslag, brandstichting, verkrachting en
gewelddadige aanranding van de eerbaar
heid. Werd eenmaal een dergelijke zaak
bij het hof aangebracht, dan volgden al
spoedig meerder soortgelijke zaken. Als
de besmetting was uitgewoed, kwam er
weer een ander soort misdrijf aan de orde.
4. Recidivisten
De griffier kon ook vaststellen dat iedere
misdadiger zijn eigen vak had. Zo maakte
een koedief zich bij herhaling schuldig
aan het stelen van een koe, een brand
stichter aan het stichten van brand.
Een dief die met valse sleutels werkte, zou
bij een volgende diefstal weer sleutels ge
bruiken.
5. Hongersnood
Door hongersnood nam in 1846 het aan
tal diefstallen toe, nadat de aardappel
oogst in dat jaar geheel was mislukt. De
mensen leden als gevolg daarvan gebrek.
Toen moest het hof 119 criminele zaken
behandelen, terwijl het jaargemiddelde 65
bedroeg.
6. Ronselaars voor militaire dienst
in Indië
In de laatste jaren dat het hof bestond
moesten opmerkelijk veel strafzaken
worden berecht van personen die in
Harderwijk een contract tekenden voor
militaire dienst in Indië. Daarbij kwam
het voor dat mannen door ronselaars
werden misleid en soms onder een valse
naam in dienst traden maar niet kwamen
opdagen. Hierbij werd soms een vervol
ging wegens desertie ingesteld.
Noot
1. Zo bevestigde het Provinciaal Gerechtshof
te Arnhem in een arrest van 27 december
1855 een vonnis van de Rechtbank te
Zutphen, gedateerd 21 december 1854,
waarin werd bepaald ten aanzien van een
vrouw (op huwelijksvoorwaarden getrouwd)
die haar huis en echtgenoot had verlaten:
a) dat zij werd veroordeeld tot haar echtge
noot in de echtelijke woning terug te keren
en met hem samen te wonen;
b) dat zij de in de huwelijksvoorwaarden
omschreven en niet (meer) in de gemeen
schappelijke woning aanwezige goederen
aldaar moest leveren en onder het beheer
van de echtgenoot moest stellen.
(Weekblad van de Recht 10 april 1856no.
1737).
6