kant via trappen zouden hebben verlaten, zouden zij om de noordoostelijke vierings pijler heen hebben moeten lopen. Dan zou er in hun rondgang nog een extra plek voor altaren hebben gezeten. Bron vermeldingen: 1552: Kerkboeken (KBK) 4, 291, staande in het nieuwe werk, gildealtaar ver moedelijk van de wevers 1571Hattink, 82, vicarius S. Severini episcopi D Theodo ricus Wichardth, residet (noot: S. Severij) corpus cir- citer xviij flor 4, vicarie S. Michaël Dit altaar is in verband te brengen met de al eerder genoemde schilderingen in de eerste kapel. De plaats klopt ook met de rondgang van de Acta Visitati onis. De gekozen benadering levert ook een interpretatie op voor de figuur rechts op de schildering. Schenk veronderstelt dus terecht dat dit een St. Jacobus (Major) is. Het vermoeden is derhalve gewettigd dat dit altaar stond in de eerste kapel van de noordzijde van de kooromgang. Bron vermeldingen: 1433: SAZ, vicarieën, Michaël altaar, gesticht 1485: Wijnandts van Resandt, 118. SAZ. inv.nr. 1162. Johan Meijerinck vicaris op St. Jacob- en St. Michaëls altaar 1492: Rentebrief vermeld in de Collectie Meinsma, Ie kapel noordkoor om gang, SAZ vicarieën, Michaël en Jacobus altaar 1571: Hattink, 82, vicarius s. Michaelis D. Johannes then Koerresidet, Corpus circiter vij flor. 5. vicarie S. Cecilia Lindebom vermeldt dat de vicaris hebdomadarius was. Volgens de volgorde in de Acta Visitationis zou dit altaar moeten hebben gestaan in de tweede kapel aan de noordzijde van de kooromgang. Van de zeer onvolledig bewaard gebleven schilderingen zijn ondermeer nog zichtbaar: een vrouw met kroon, staf met uitstulpingen en een bis schop. Zou dit de vicarie van Erasmus, Adrianus, Geertruida en Caecilia kunnen zijn? Ver gelijk W.E. Smelt, Inventaris van het Oud Archief van de gemeente Zutphen, Tweede Stuk (regestenlijst), reg.nr 616 (gesticht in 1435); Van de Wetering, nr 1137 (genoemd in 1489); Tadama, TR, nr. 1140 (genoemd in 1490 als vicarie); Tadama, TR nr. 1022 (Erasmus) 1385 begeving Bron vermeldingen: 1435: Smelt, 128, reg.nr 553 1487: Wijnandts van Resandt, OAZ, inv.nr. 1242, vicaris Gerrit Stuerman 1546: KBK, 2, 132 1563: SAZ, vicarieen, Gertrudis en CeciIia- altaar, staande in het nieuwe werk Is dit een splitsing van vicarieën? Of zou dat een verkeerde gedachte zijn? 1571Hattink, 82, vicarius S. Ceciliae, D. Welmarus Schuitgen, residet, hebdomadarius. Corpus xxvi flor. Ook Lindebom vermeldt dat de vicaris hebdomadarius was. 6. vicarie 5. Thomas en 5. Antonius Van Till zegt in een van zijn rekeningen dat dit altaar in de kooromgang stond. Volgens de volgorde in de Acta Visitationis zou dit dan moeten zijn de derde kapel aan de noordzijde van de kooromgang. Bronvermeldingen: 1433: GAZ, vicarieën, Michael en Thomas altaar, gesticht 1464: Wijnaendts van Resandt, paf. 119. OAZ, inv. nr. 894. genoemd in oor konde 1489: v.d. Wetering, no 1137, Thomas, Antoniius en Blasius altaar 1571Hattink, p. 82, vicarius S. Thomae et s. Antonij D. Simon Kaell, residet, hebdomadarius. Corpus circiter xxiiij flor. 1573: KBK, D.v.T., 13 7. vicarie S„ Sebastiaan en Elizabeth Volgens de volgorde in de Acta Visitationis zou dit altaar kunnen hebben gestaan in de vierde kapel aan de noordzijde van de 13

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1999 | | pagina 15