komen alle groepen van de bevolking,
van hoog tot laag, erin aan bod, met hun
daden, initiatieven, verwachtingen en
problemen.
S ta dsgeschiedenis
Over de manier waarop een stadsgeschie
denis moet worden geschreven zijn overi
gens vele opinies mogelijk. De Nijmeegse
historicus H.S.J. Jansen bijvoorbeeld ver
dedigt in woord en geschrift een weten
schappelijke opvatting en aanpak van
stadsgeschiedenis die zich typisch tot de
geleerde gemeenschap richt. Hoewel ze
de ontwikkeling van een stad in haar om
geving volgens duidelijke modellen in
zichtelijk maakt, zal dit type analyse door
zijn abstracte taalgebruik, methodiek en
analysekaders maar weinig leden van his
torische verenigingen aanspreken. Proble
men als stedelijke identiteit, de vraag wat
een stad nu tot stad maakt of haar eigen
karakter geeft, komen er ook niet aan de
orde, terwijl de belangstelling van de le
den van lokale historische verenigingen
juist sterk op allerlei vormen van identi
teit, gemeenschapsgevoel gericht staat:
iets willen herkennen in de geschiedenis,
het gevoel hebben dat de stad waar wij
wonen er ook bij hoort, dat de huizen,
straten en gebouwen waar wij dagelijks
doorheen lopen een verleden hebben dat
ertoe doet, en dat bij ons bepaalde emo
ties oproept - soms heel zwakke en onbe
stemde, maar toch steeds in de zin van
een gevoel van saamhorigheid, en welbe
vinden. Vandaar het heftig verzet van ste
den, verenigingen en particulieren tegen
bovengemeentelijke initiatieven die ze als
een aantasting van hun identiteit, hun his
torische eigenheid voelen. Sommige au
tosnelwegen, de Betuwelijn, of de hoge
snelheidslijn zijn er duidelijke voorbeel
den van: zulke verkeerstracés doorbreken
het historische en stedelijke landschap
definitief zonder er op lokale schaal iets
aan toe te voegen.
Het kost moeite de situatie te herkenneneen smalle rivier, een onherkenbare brug, een kraan op
de IJsselkade. Toch was dit de situatie bij Zutphenzo'n 130 jaar geleden.
54