Ook hier is de situatie blijvend veranderd. De gevangenis heeft plaatsgemaakt voor een grote uitbreiding van de rechtbank. De foto is gemaakt vanaf de Houtwal. We kunnen nog andere zaken uit het do cument halen, bijvoorbeeld de frequentie waarmee op dat moment nog andere naamsvormen dan familienamen worden gebruikt. Zulke naamsvormen zeggen ons iets over de manier waarop de mensen el kaar zagen en met elkaar omgingen. Zo vinden we op de lijst patroniemen (Garrit Clasen), beroepsnamen (Peter Semsberei- der, Jacob den Oproper), adresnamen (Hendryck in 't Leidack, Engele in dien Suarten Ruter- naar de huisnaam), her- komstnamen (Thonnis van Vreden [door gehaald 'Zuoll' - kennelijk merkte de ambtenaar nog op tijd dat hij zich vergist had], Johan Gerlichs van Borkeloo). In la tere lijsten komen we nog aanspreekvor men tegen, zoals de vroedvrouwen Els- kenmoer of Fennekenmoer, of zelfs echte bijnamen: Arent den Dicken, Roden Derek, of de weduwe van Goeden Gerrit, allen op een lijst van 1672. Dat alles wijst op een kleine samenle ving, een face-to-face-community zoals de cultureel-antropologen dat noemen, waarin iedereen de anderen kende, en een halve aanduiding voldoende was voor identificatie. Wanneer we alle gegevens uit zo'n lijst hebben geput, ze in verband hebben ge bracht met andere archiefbronnen, en de lijst zelf hebben bestookt met vragen over wat de manier van registratie ons over zo'n stadsgemeenschap vertelt, blijft er nog één operatie over die de bron uittilt boven het simpele lokale gebruik. Zo vaak als het mogelijk is, moeten we zulke bronnen of zulke gegevens namelijk pro beren te confronteren en te vergelijken met die uit andere steden. Alleen dan krijgen de gegevens echt reliëf: ze vertel len ons of dat, wat we voor Zutphen von den, ook in andere steden gangbaar was, of juist verschillend. Of de armoede er verhoudingsgewijs even groot was, en of armoede en welstand daar even scherp tegenover eikaar stonden. Of brouwers en smeden er even belangrijk waren, of de economie veeleer op productie dan wel op handel en vervoer gericht stond. Of de cultuur er een even belangrijke plaats had, wat het gewicht van het garnizoen in het stadsleven was, en hoe zwaar de verzorgingsfunctie van zo'n stad voor de regio woog. Alleen zulke vormen van vergelijking geven de stad het beeld dat haar toekomt: namelijk haar relatieve plaats in de regio en in het netwerk van zustersteden, ieder voorzien van haar ei gen mix van functies en rollen. Elke historische bewerking van plaatse lijke bronnen bestaat uit zo'n veelvoud van mogelijke benaderingen. Heel veel daarvan kan zonder veel moeite door ge- 66

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1998 | | pagina 20