nijnek schoenmaker' of 'Eevert Wynter snyder'. Zo komen we de lommerd tegen, de geweldiger (beul), twee doodgravers, de diender, twee kosters, een paar tolbe ambten, enkele schoolmeesters, en een hele reeks andere kleine ambtenaren, maar ook tal van ambachten en neringen, zoals gortemakers, biervuurders, een har nasmaker, leidekkers, kuipers, kleerma kers, herbergiers, zeemsbereiders, zwaardvegers, rademakers, en zelfs een paar visser. Verschillende beroepen wij zen op continuïteit met de situatie vóór de Opstand, zoals de zeemsbereiders, de brouwers en de smeden. De zeemsmo- lens lagen vanouds langs de Berkel, waar thans de Overwelving is. De meeste smidsen waren geconcentreerd in de Spi- taalstad, langs de Laarstraat en de Spitaal- straat. Deze dienden vooral het vracht vervoer: het beslaan van de paardenhoe ven, het repareren van wagenwielen, enzovoort. Wanneer er veel smidsen en herbergen waren, zoals in Zutphen, heb ben we een duidelijke indicatie voor het belang van de verkeersfunctie in de stad. De smeden kunnen we zien als de gara gehouders van die tijd. Er zijn ook mensen die in die jaren na de oorlogsvernielingen van de wederop bouw van de stad en de aanleg van nieuwe vestingwerken zichtbaar profite ren: enkele grote steenmetselaars (aanne mers), de pannen- en tichelbakkers, en de timmerlieden (vaak tevens kleine bouw meesters). Beroepen als harnasmaker en zwaardveger daarentegen hebben typisch te maken met het garnizoen. Naast al die informatie die rechtstreeks uit de lijst kan worden geput kunnen we het document nog op een tweede manier gebruiken. De vrouwelijke gezinshoof den, ongetrouwd of weduwe, en de ar men die niet tot betaling in staat waren, worden namelijk uitdrukkelijk als zoda nig genoemd. Met name alleenstaande vrouwen of weduwen waren er nogal wat: 1 7% van de huishoudens, dus één op de zes. In bijna alle gevallen waren dat arme mensen: zelden hadden ze meer dan één schoorsteen. Zo'n constatering is gemakkelijk te maken, maar ze krijgt pas echt betekenis als we haar aan andere ge gevens uit het archief koppelen (voorzo ver die er zijn!), bijvoorbeeld aan een re constructie van de gezinsopbouw aan de hand van doop-, trouw-, begraaf- en weesboeken, met het beroep van de over leden man aan de hand van gegevens uit de gildenlijsten, met informatie uit rech terlijke bronnen over bezit, schulden of anderszins, of met inlichtingen uit de ver schillende instellingen en vormen van ar menzorg (de diaconie, het Bornhof, de kleinere hofjes en stichtingen, gasthuizen, broederschappen, enz.). Pas als we meer dere typen bronnen, dus meerdere bio- banken, aan eikaar koppelen, zien we in die groep alleenstaande vrouwen (al dan niet aan het hoofd van het huishouden) een zinvol patroon ontstaan. Dat patroon spreekt van een harde samenleving die de vrouw meedogenloos in de armoede stort als de man weg is of als ze zelf oud wordt en niet meer in staat is haar levensonder houd te verdienen. Maar we merken dan tegelijk dat veel arme mensen allerlei strategieën ontwikkelen om aanvullend inkomen te verwerven, in een grote on derlinge solidariteit, dat ze soms uit meer dere ruiven tegelijk aten, en dat ze, zo arm en zo oud als ze waren, altijd nog wel een centje wisten te verdienen met zieken oppassen, stoven zetten, turf dra gen of soortgelijke klusjes. Er is nog een derde benadering mogelijk. Zij vergt al wat meer inzicht in de stad zelf, en kan eigenlijk alleen worden ver richt door wie een stad als Zutphen door en door kent. We kunnen namelijk de lijst van belastingplichtigen ook zien als een uniek document dat een rechtst reekse weerslag vormt van de manier waarop de belastinginner door de stad ging en van de wijze waarop hij de inwo ners van de stad waarnam, identificeerde en op papier vastlegde. De bron laat ons de stad door zijn ogen zien. Het is een sprekend getuigenis van wat ik zijn 'looproutines' zou willen noe men, zijn manier van rondgaan op zijn looproute door de stad, zo ongeveer als 64

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1998 | | pagina 18