Dagboek op 1 januari 1841 schreef: Rijp en groen zal hier door elkander ge mengd wordenmeest betrekking heb bende tot mijn uitwendig huiselijk en pastoraal leven. De bijzonderheden van mijn geestelijk levenalthans voorzoverre anderen er niets mee te maken hebben schrijf ik liever in een geestelijk boek. De verslaglegging van het 'huiselijk le ven', voorzover dat de periode te Zutphen betreft, is overigens ook vrij ma ger. Een vermelding als van 12 september 1846: Een vrolijke dag voor de kinderen, waarna een door tante Mietje georgani seerd familie-uitje wordt beschreven, komt maar zelden voor. In het verslag daarvan treft dan nog het meest een voor de moderne lezer badinerend zinnetje als ook de meiden deelden in het genoegen. Dramatische zaken als een geboorte - op 27 oktober 1844 bevalt Mientje Ramaer- Gockinga van een zoon; op 21 Augustus 1846 wordt Theodoor Rutgers van der Loeff geboren - worden genoemd en daar blijft het bij. Voor de geboorte van deze telg geldt wel heel nadrukkelijk het no men est omen, want Abraham en Rome- lia beschouwden de komst van dit kind als een godsgeschenk. Een halfjaar eer der was namelijk hun dochtertje Ellegon- da Duranda, de kleine Gonne (geboren op 2 juli 1844) gestorven en dat had de ouders erg aangegrepen. De ontroerende beschrijving van het ziekbed, het overlij den en de begrafenis doet ons een andere Abraham kennen. Voor even gunt hij een blik in zijn gemoed en slaat hij een blad zijde uit zijn 'geestelijk boek' voor ons open. Met vrouw, vijf kinderen, twee meiden en veel aanloop moet het in huize Van der Loeff soms een drukte van belang zijn ge weest.31 Af en toe kon onze predikant er even voor langere tijd uitbreken. Dat gebeurde vooral wanneer hij een bestuursvergade ring van Christelijk Hulpbetoon moest bijwonen. Hij was dan soms een hele week van huis, bijvoorbeeld in de pe riode 12-1 7 mei 1845. Op deze vergade ringen zag hij volgens het Dagboek vaak met genoegen terug, zij gingen gepaard met stevige discussies, inspireerden hem en brachten hem met interessante men sen in contact (28 juli 1845 vergadering te Amsterdam). Over deze vergaderingen leest men nimmer hetgeen hij eens enigs zins misprijzend opmerkte in reactie op een ringvergadering; Donderdag 11 september 1845. Ringver gadering. Wij reden te 8 uur uitnamen te Vorden Grevink op en vonden te Ruurlo nog Snel, Maaldering, Jonker, Rebel en Rijswijk. De vergadering was mijns inziens niet regt geanimeerd. Gulle vriendschap genoeg, maar weinig weten schappelijke geest. In zijn Zutphense jaren ging Van der Loeff twee keer met het gezin op vakantie naar Groningen. Beide keren was dat voor een vrij lange periode, van 27 mei tot 11 juli 1845 en van 28 april tot 11 juni 1846. Dit moeten voor hem hoogte punten zijn geweest, want het Dagboek laat zien dat hij zich daar echt in z'n ele ment voelde. De beschrijvingen zijn uit gebreider en enthousiaster, kortom war mer. Hij bezocht familie, kennissen en collega's; ging voor in kerkdiensten; be zocht vergaderingen van het Godgeleerd Gezelschap, waarvan hij in Zutphen cor responderend lid was geworden en con fereerde met de hoogleraren Hofstede de Groot, Pareau en Muurling. Ongetwijfeld zal hij met hen ook gespro ken hebben over de beroepen die hij had ontvangen. Aanvaarding van een beroep naar Dordrecht werd door hen afgeraden, evenals dat van Leeuwarden, daar was het evangelische smaldeel al sterk ge noeg. Leiden was een ander verhaal. Weliswaar was de uit Groningen afkom stige J.F.van Oordt daar hoogleraar en ge zaghebbend ouderling, toch konden de 'Groningers' daar wel versterking gebrui ken. Ook zijn Zutphense collega's Erd- brink en Griethuysen drongen aan op zijn vertrek naar de Sleutelstad.32 Wat dus opvalt in het Dagboek is dat be schrijving van de reizen naar Groningen 27

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1998 | | pagina 5