maatregelen, bijvoorbeeld het stichten van een kerk in de Polsbroek, bepaald noodzakelijk leken. We zien deze vorm van Irinere Mission wel vaker bij de Gro ningers: zo stichtte P. Hofstede de Groot te Groningen het Sophiahuis, dat nu ten zuiden van het muziekcentrum de Oos terpoort ligt, om in een nieuwe arbeiders wijk de kerkgang te vergemakkelijken. Voor Van der Loeff, maar ook voor Erd- brink was het zonneklaar dat de meerder heid van bedeelden en arbeiders, ook al hadden ze belijdenis gedaan, de vanouds in het centrum gelegen kerken van de Zutphense hogere maatschappelijke echelons niet meer wensten te bezoeken: zij bevonden zich in economisch en soci aal-cultureel opzicht aan de rand van de samenleving en waren zich deze gedepri veerde positie maar al te wel bewust. Op 25 maart 1846 meldt het Dagboek: 's Morgens vroeg kwam Erdbrink reeds bij mij om over de Polsbroeker kerk te spre ken. Het resultaat van deze en volgende ver gaderingen was dat in de periode van 13 november 1846 tot 10 maart 1847 Van der Loeff, meestal op vrijdagavond, een dertiental preken hield voor de bewoners van de Polsbroek, in het Kerkgebouw der Afgescheidenen alhier.25 Nog in datzelfde jaar 1847 liet hij die voordrachten in druk verschijnen. In het Voorberigt meldde hij aan de inwoners van de Polsbroek, die zich vroeger tot eene getrouwe bijwoning onzer samen komsten hebben willen verbinden een exemplaar te schenken opdat ze gestimu leerd zouden worden tot eigen dieper on derzoek,26 Bladert de moderne lezer door het maar liefst 300 bladzijden tellende werk, mon stert hij de inhoud en zet hij zich vervol gens tot lezen, dan wordt wel duidelijk dat er in het boek sprake is van grondige kennis, degelijke behandeling en rijke stof. In dertien 'oefeningen' gaf Van der Loeff een overzicht van wat hij verstond onder de zgn. christelijke waarheid en daarbij vormde het Nieuwe Testament zijn vertrekpunt. In de voordrachten werd zelfs niet één oudtestamentische tekst aan de orde gesteld. De Zutphense predikant koos Hebreeën 11:6b: "Die tot God komt, moet gelooven, dat Hij is, en een belooner is dergenen die hem zoeken" tot kerngedachte van de eerste lezing die handelde over: "Over de grond, den aard en het belang der godsdienst". Hij besloot zijn serie voordrachten met een visie op "Het nieuwe christelijke leven", die hij behandelde vanuit de tekst: "Verwach tende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid des grooten Gods en onze Zaligmaker, Jezus Christus". (1 Titus 2:13). Tussen de eerste en de laatste le zing zit een, de Groningers zo kenmer kend, 'opleidingstraject', zoals ook letter lijk blijkt uit de titels van de lezingen. De eerste handelt zoals wij zagen over grondf aard en belang van de godsdienst; de tweede over de bronnen van de gods dienstige kennis; de derde gaat over de wereld. De laatste twee brengen ons dan bij het perspectief van het christelijke heil en bij het nieuwe christelijke leven. Daartussenin besprak Van der Loeff kern zaken zoals het leerstuk der Triniteit, "de hoofdzaak van de geheele christelijke openbaring", zoals hij zelf poneerde.27 Op deze plaats moet overigens voorop gesteld worden dat onze predikant zelf gematigd anti-Trinitariër was, zoals uit de volgende pars blijkt: "De Vader is de Al lerhoogste, uit wien alle dingen zijn. Maar ook de Zoon en de Geest zijn waar achtig Goddelijk, want de Zoon is Gods Zoon en de Geest is Gods Geest"28, ter wijl een geneigdheid naar Unitarisch ge- dachtengoed blijkt als hij in één adem opmerkt dat de leer, dat er slechts één Eeuwig Opperwezen bestaat, de grond slag is van alle ware godsdienst. De kerkhistoricus E.H. Cossee consta teerde in 1992 in zijn inaugurele rede dat de aanhangers van de Groninger richting dicht in de buurt kwamen van het Unita- rische denken met hun "afwijzing van het leerstuk der triniteit, van dogma's als de dubbele predestinatie en de strafeisende gerechtigheid Gods, alsmede erkenning der eenheid van de goddelijke en de menselijke natuur, van het vermogen van 18

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1998 | | pagina 20