Het is wel duidelijk dat de sfeer te Warns- veld hem herinnerde aan het geliefde Noordbroek, waar hij zoveel jaren met vreugde had gewerkt. De medicus Ramaer was vele jaren (1841-1863) directeur van het provinciale krankzinnigenhuis (gesticht) te Zutphen. Voor zijn tijd was hij een modern genees heer die in het voetspoor van de bekende Utrechtse medicus en psychiater prof. dr. J.L.C. Schroeder van der Kolk, die niet be waring maar genezing van krankzinnigen centraal stelde, meer dan twee decennia succesvol leiding gaf aan deze inrichting. Ramaer was aanhanger van de opvatting dat krankzinnigheid haar oorzaak vond in de fysieke omstandigheden van de pa tiënt. Het toepassen van medicijnen liet hij bij het genezingsproces prevaleren bo ven 'ziel- en zedekundige behandeling'.16 Met hèm - en met het gesticht - had Van der Loeff een innig contact, dat niet al leen ontstond doordat Ramaer was ge huwd met Mientje Gockinga, een dochter van Jhr. J. Gockinga uit Noordbroek met wie Van der Loeff sedert jaren zo'n goede relatie had onderhouden. Hier is mijns in ziens ook sprake van de maatschappe lijke betrokkenheid zoals die werd ge praktiseerd door de vertegenwoordigers van de Groninger richting. Via Ramaer zijn we bij het krankzinnigengesticht en min of meer vanzelf bij die organisaties terechtgekomen, waarmee Van der Loeff vaak qualitate qua bemoeienis had en die hem buiten de strikt ambtelijke bezighe den van prediking en pastoraat brachten. Van der toeffs socio-culturele decor te Zutphen Behalve op het terrein van de catechese lagen Van der Loeffs activiteiten ook op het gebied van de gevangenis en het krankzinnigengesticht. Gemiddeld twee keer per maand, met uitzondering van het zomerseizoen, bezocht hij de gevangenis waarvan de bewoners onder zijn verant woordelijkheid als wijkpredikant vielen. Ook preekte hij daar regelmatig. Frequen ter, namelijks wekelijks, was hij in het krankzinnigengesticht te vinden. Afgezien van de vriendschappelijke relatie met Ra maer en een eventuele pastorale verant woordelijkheid, treft deze belangstelling toch wel bijzonder. We weten niet of hierbij familie-omstandigheden een rol hebben gespeeld. Wel is er in het Dag boek sprake van grote zorg om broer Thijs, die in 1843 onder erbarmelijke om standigheden kwam te overlijden.17 Op zaterdag 21 januari van dat jaar - hij woont dan nog te Noordbroek - noteerde Van der Loeff daarover: Dezen dag druk gewerkt ofschoon mijne gedachten veel bij Thijs waren en ik het ergste vreesde. Deze vrees werd 's avonds ook bewaarheid door het bericht dat hij op 's woensdagavond te 17 uren overle den was. O, welk een treurig heengaan maar van het standpunt des geloofs zie ik in deze duysternis nog veel licht't welk mij wel weemoedig doch niet zonder hoop zijn nagedachtenis doet vieren. Deze herinnering en de nog recente aan het schokkende optreden van een krank zinnige in een kerkdienst te Noordbroek op zondag 30 juni 1844, kan mede de oorzaak zijn van een bijzondere interesse voor het krankzinnigengesticht. We we ten dat deze instelling, die een zeer goede reputatie genoot, niet alleen ten behoeve van de provincie Gelderland werkzaam was. In de jaren 1845 en 1848 werden verpleegcontracten gesloten met de Gedeputeerde Staten van de provin cies Groningen en Drente. Het is niet on denkbaar dat wat Groningen betreft Van der Loeff via Hofstede de Groot hierbij als intermediair een rol heeft gespeeld. We vinden op 24 april 1845 namelijk geno teerd: Geschreven aan de Groot over het krankzinnigenhuis wat ons dan nog eens doet denken aan de voor de Gronin gers zo karakteristieke maatschappelijke betrokkenheid. We lezen in het Dagboek ook over inzet ten behoeve van andere organisaties. In de rij van: Leesgezelschap, Matigheidsge nootschap, Bijbelgenootschap en Christe lijk Hulpbetoon krijgt vooral de laatste 13

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1998 | | pagina 15