2 juni 1844 (intrede Van Pesch) tot 26 ok tober 1845 (ontslag De Liefde) beide pre dikanten in dienst waren van de ge meente. Volgens de Christelijke Encyclopaedie [eerste druk, 1929] en het tweede deel van het Biografisch Lexicon voor de ge schiedenis van het Nederlandse protes tantisme [Kampen 1983] was de Doops gezinde Gemeente van Zutphen toender- tijd rationalistisch. Dat een dergelijk gegeven met de nodige omzichtigheid moet worden gehanteerd blijkt uit het feit dat Van der Loeffs doopsgezinde collega van Noordbroek Jacob Bodisco10 in 1849 naar Zutphen werd beroepen. Deze had in Groningen het rationalistische supra naturalisme afgezworen en was een ver klaard aanhanger van de 'Groninger' of Evangelische richting geworden. Het Dagboek laat ons ook zien dat een Samen-op-Weg gedachte wortels heeft die tot ver in de 19e eeuw terugreiken, reeds veertien dagen na zijn aankomst te Zutphen kwam de Lutherse kerkenraad bij Van der Loeff zijn opwachting maken. Hij, en ook zijn andere hervormde colle ga's, preekten met regelmaat zowel in de doopsgezinde als in de lutherse kerk (een Remonstrantse Gemeente was er toen nog niet) en andersom gebeurde dat natuurlijk ook. Tot 25 oktober 1846 was aan de lu therse gemeente ds. J.C. Schultz Jacobi verbonden. Hij werd op 18 april 1847 op gevolgd door ds. W.D. Statius Muller.11 Naast dit scala van protestantse kerken was er de Rooms-katholieke 'zuil'. Zij kende, evenals de protestantse, nog nader te benoemen verwante organisaties. 'Rome' komt in het Dagboek slechts zel den ter sprake. Wel wordt gerefereerd aan Van der Loeffs bemoeienissen met het Rooms-katholieke armenhuis (diako- nie), maar dat is een zaak die een aparte behandeling verdient. Het Dagboek Hierboven werd al enkele keren gespro ken over Van der Loeffs Dagboek. Naast gebeurtenissen van huiselijke aard komen daarin vooral ambtelijke zaken aan de orde. Vaak wordt verwezen naar contac ten met collega's, zoals de al genoemde Gerhard Rudolf Erdbrink, die in novem ber 1842 naar Zutphen was gekomen. Hij zou daar blijven tot aan zijn emeritaat op 1 januari 1883. Erdbrink, maar ook col lega jan Gijsbert van Griethuysen (predi kant te Zutphen van mei 1839 tot augus tus 1872), waren voor Van der Loeff aan vankelijk de aanspreekpunten voor zijn kerkelijk en maatschappelijk functione ren. Minder contact had hij met zijn ambtgenoten J.C. van der Velde en A. Verwey. Erdbrink, die te Leiden had gestudeerd, was qua theologische ligging gematigd li beraal, gematigd rationalistisch supra-na- turist. De 'Utrechter' Van Griethuysen neigde, onder andere beïnvloed door de praeceptor Hollandiae, Philippus van Heusde, naar de 'Groninger' of Evangeli sche richting. Hij was in 1839 ook één van de oprichters van het Friesch Godge leerd Gezelschap. Dat was aanvankelijk sterk 'Gronings' georiënteerd.12 Van Ver wey en Van der Velde is mij de theologi sche positie momenteel niet bekend. Ze studeerden respectievelijk te Leiden en Utrecht. Wel was men te Zutphen over dit evangelische gedachtengoed geïnfor meerd, zoals blijkt uit de naamlijst van degenen die intekenden op het tijdschrift van de 'Groningers', Waarheid in Liefde, waarop ook de naam van het 'Leesgezel schap van Predikanten' te Zutphen voor komt. Uit het Dagboek blijkt echter wel een grote mate van onderlinge harmonie en collegialiteit bij de hervormde ambts broeders van Zutphen. De geschillen die hij te Noordbroek in Krans en Ring mee maakte, kwamen hier niet voor.13 Naast de vermelding van contacten op ambtelijk gebied werden in het Dagboek uiteraard die met gemeenteleden en an dere stadgenoten ook genoteerd. Wat de hedendaagse lezer dan opvalt is, dat de vertegenwoordigers van de Zutphense middle en higher classes echt genoemd worden: in het Dagboek hebben zij een naam. Mensen uit de lower class worden meestal gevangen door het noemen van 11

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1998 | | pagina 13