vend is voor ons heeft God toch alles wel
gemaakt
Dit soort persoonlijke uitingen komen we
in het Dagboek vaker tegen. Voordat we
het echter nader gaan bekijken werpen
we eerst een blik op het Zutphen van het
midden der vorige eeuw toen Van der
Loeff daar - ogenschijnlijk zijns ondanks
- belandde.5
Een nachtwakerstad
In het midden der eeuw was Zutphen een
soort 'Ackerbürgerstadt', een stad van
landbouwers en dat zou ze nog jarenlang
blijven. De industriële activiteit stond op
een relatief laag peil en was in hoofdzaak
gebaseerd op de verwerking van agrari
sche producten.6 Rust en regelmaat ken
merkten het maatschappelijke leven en
een incident als het aardappeloproer van
1847, maar ook de liberale revolte van de
jaren zestig brachten daarin weinig ver
andering: de proletarische rebellie van
'47 deed de sociale orde even trillen, de
liberale 'omwenteling' bracht slechts een
ander cohort van de bevolking op het
kussen. Thorbeckianen losten de conser
vatieven af: families als Van Löben Seis,
Van Heeckeren en Sloet - representanten
van de oude garde, wier macht terugging
tot in de 1 7e eeuw - moesten in politiek
opzicht het veld ruimen.
In oktober van het jaar 1844 kwam ds.
Abraham van der Loeff te Zutphen; in
april 1847 was hij - nog voor het uitbre
ken van het aardappeloproer - alweer
vertrokken. In het vervolg van dit artikel
zal nog worden nagegaan öf en hoe onze
hoofdpersoon op dit naderende incident
heeft gereageerd. Dat is des te interessan
ter, omdat hij veel pastorale arbeid ver
richtte in de wijk Polsbroek, woonplaats
van de toenmalige arme kant van Zut
phen. Voelde hij dat daar van alles
broeide; drong hij daarom met zijn col
lega Erdbrink aan op de stichting van een
kerkgebouw; hield hij er welbewust - op
doordeweekse dagen - een dertiental pre
ken voor de bewoners van die wijk, die
hij later op verzoek zou uitgeven?
De kerken
Tegen het jaar 1850 had Zutphen om
streeks 11.000 inwoners. Een groot ge
deelte van hen behoorde tot de Neder
landse Hervormde Kerk. Ook moet er
toen al een aantal jaren een Christelijk
Afgescheiden Gemeente hebben bestaan,
want in 1846 en 1847 preekte Van der
Loeff voor de inwoners van de wijk Pols
broek in "het kerkgebouw de Afgeschei
denen". In het Dagboek wordt overigens
zeiden melding gemaakt van deze groep
'separatisten' zoals Van der Loeff ze
noemde. Op 30 september luidt het bv.:
"s Avonds een mondgesprek gehad met
zeker separatist de Haan'.7
In deze jaren kende de Doopsgezinde
Gemeente van Zutphen nogal wat proble
men met haar voorganger, de bekende
Jan de Liefde.8 Diens orthodoxe opvattin
gen vielen daar niet zo goed en na een
heftig conflict scheidde hij zich in sep
tember 1845 af. Nog in hetzelfde jaar
stichtte hij te Zutphen een zgn. Vrije Ge
meente. De Liefde wordt een enkele keer
in het Dagboek genoemd. Al in zijn
Noordbroekse periode toonde Van der
Loeff soms problemen te hebben met
sommige van diens pennevruchten en
ook in Zutphen bleef deze ambivalente
houding bestaan. Illustratief is hetgeen hij
op 20 mei 1845 in zijn Dagboek no
teerde:
Ik las hedenmorgen het stukje van De
Liefde tegen Schol ten, waarin veel waars
maar ook veel verkeerds wonderlijk door
elkander gemengd wordt
Een paar maanden later, toen de spannin
gen in de Doopsgezinde Gemeente hoog
opliepen, verzuchtte hij: "Wij zullen het
beste hopen" (6 september 1845). Daarbij
is het opvallend dat deze Mennistenpre-
dikant niet aanwezig was tijdens de re
ceptie na Van der Loeffs bevestiging op
6 oktober van het jaar daarvoor, terwijl
daar wel diens 'opvolger' A. van Pesch
aanwezig was.9 Hoe groot de problema
tiek in de Zutphense Doopsgezinde Ge
meente was blijkt uit het feit dat van
10