Dr. D. Jansen
Ds. Abraham Rutgers van der Loeffte Zutphen (3 oktober 1844 - 27 april 1847)
De in Oenkerk wonende dr. D. Jansen heeft menig uurtje doorgebracht in de
studiezaal van het Stadsarchief Zutphen. Maar de stof voor deze bijdragewaarvan
deel 2 in het volgende nummer van Zutphen zal verschijnenis vooral geput uit
een lijvig dagboek dat de Zutphense predikant Abraham Rutgers van der Loeff
heeft nagelaten. Het is een afwisselend verhaaldat nu eens teruggrijpt op eerder
gemaakte opmerkingen en dan weer dieper ingaat op theologische en sociale
kwesties uit de 19e eeuw in en buiten Zutphen.
Op zondag 6 oktober van het jaar 1844
werd ds. Abraham Rutgers van der Loeff
in de Grote of St.Walburgiskerk ais predi
kant verbonden aan de hervormde ge
meente van Zutphen. Hij was afkomstig
uit het Groningse Noordbroek, waar hij
sedert 1836 pastor loci was geweest.' De
bevestiging te Zutphen vond plaats in de
ochtenddienst en werd verricht door
G. R. Erdbrink, de 'oudste' van de her
vormde collega's.2 Hij deed dat "uitmun
tend en regt hartelijk" noteerde Van der
Loeff naderhand in zijn Dagboek*.
's Avonds deed hij intrede voor een volle
kerk. In zijn preek gaf hij een indruk van
zijn gemoedsstemming, want na votum
en groet klonk het:
Een kort tijdsbestek heeft groote verande
ringen in mijn lot te weeg gebragt en de
versche indruk daarvan maakt mij vreemd
te moede. Te sterk ook heeft mij het hart
gebloedtoen ik voor weinige dagen het
land mijner maagschap en bloedverwan
ten en vrienden vaarwel zei de en af
scheid nam van eene gemeente die mij
hartelijk lief had! Zulke wonden kunnen
zo eensklaps niet weer geheeld zijn!
We zijn twee-en-een-halfjaar verder. Op
zondag 9 mei van het jaar 1847 werd de
voormalige hervormde predikant van Zut
phen aan zijn nieuwe gemeente Leiden
verbonden. De bevestiging was 's och
tends in de Pieterskerk en geschiedde
door J. Tichler, de 'oudste' van de her
vormde collega's, 's Avonds deed Van
der Loeff intrede "voor een onrustwek
kend groote Vergadering" en in zijn
preek, die goed werd ontvangen, gaf hij
ook een indruk van wat Zutphen voor
hem had betekend:
Tevreden en volkomen gelukkig gevoelde
ik mij in den schoot mijner vorige ge
meente. Hare toegenegenheid mijwaarts
betoonde zich op de ondubbelzinnigste
wijze - en ik meende in haar een werk
kring gevonden te hebben te juist voor
mijne krachten berekend En nuziet!
Ik heb mij los gemaakt van dat alles - het
dierbaar gewordene met het onbekende
verwisseld, de lichtere verruild tegen een
veel zwaardere taak.4
Laten we de draagwijdte van de beide ci
taten op ons inwerken dan proeven we -
de obligate lof daargelaten - toch meer
warmte jegens Noordbroek dan voor Zut
phen. Hoe onze hoofdpersoon zijn ver
blijf in het Gelderse aanvankelijk onder
ging weten we uit het Dagboek dat hij
ons heeft nagelaten en waarin hij bijvoor
beeld op oudejaarsdag 1844 schreef:
Met Romelia (zijn echtgenote) naar huis
gekeerd overdachten wij ons lot geduren
de het afgeloopen jaar. Schoon de veran
dering groot en in vele opzichten bedroe-
9
"Op doorreis"