L.H. Lubberd ink
Via één van onze leden kwam de redactie in het bezit van onderstaand artikel.
Het is een vertaling uit het Engels van de hand van de heer L.H. Lubberd!nk uit
Zutphen. Wanneer u het artikel gelezen hebtkunt u zich voorstellen dat de
familie Lubberdink zich tot ver in de Verenigde Staten heeft uitgebreid.
Dat het zoeken van je voorouders dan moeilijk kan zijnis velen wel bekend.
Maar dat het zo leuk is als voor deze familieblijkt uit deze bijdrage!
Toen cle Westindische Compagnie, kan
toor houdend te Amsterdam, Cornel is
Melijn benoemde tot eigenaar en am
bachtsheer van Staten Eiland (Richmond),
Nieuw-Nedérland, vertrok deze op 13
augustus 1640 met het doel daar een ko
lonie te stichten. In het zeilschip bevon
den zich 41 mensen en verder vee, goe
deren en landbouwwerktuigen. Op zee
werden ze gemolesteerd door Duinkerker
kapers. Zodoende kwamen ze pas in au
gustus 1641 met hun schip "Den Eycken-
boom" in Nieuw-Nederland aan. Dit alles
is te lezen in Melijn Papers. Collection of
the New York Historical Society1913,
biz. 109vv. Melijn was gemachtigd op te
treden voor het gehele Staten Eiland.
Bij zijn aankomst nam hij het ambachts
heerschap (juridisch recht) op zich van
dat eiland (14 mijl lang en 5 mijl breed).
Zijn eerste, min of meer mislukte, poging
tot kolonisatie eindigde in 1649. Toen
keerde hij terug naar Nederland. Hij asso
cieerde zich met Hendrick van der Capel-
len toe Rijssel, burgemeester en schepen
van Zutphen. Zij tweeën ondernamen
een nieuwe poging emigranten uit Neder
land mee te nemen en een nederzetting
te ontwikkelen op Staten Eiland.
Over deze emigratie (1 650) schreef Me
lijn in een brief van 1659 dat het doel
was geweest de in moeilijkheden ge
raakte kolonie weer te herstellen. Daarom
had hij met genoemde Van der Capellen
een overeenkomst gesloten om ongeveer
een derde van de kolonie op Staten
Eiland weer te verkopen aan andere emi
granten.
Een tweede poging
Zo vertrok hij opnieuw naar Nieuw Ne
derland met het zeilschip "Nieuw-Neder-
landsch Geluk". Met veel slecht weer en
onder ongunstige omstandigheden, veel
gevaren en te weinig proviand, kwam hij
eindelijk, na acht weken, aan op Rhode
Eiland. Hier kon water en proviand wor
den geruild voor wat koopwaar. Daarna
ging men door naar Staten Eiland, waar
het anker moest worden uitgeworpen als
gevolg van tegenwind en getijden.
De mensen waren blij na de lange tocht
met alle ontberingen, aan land te kunnen
gaan. Ze dankten God dat ze goed waren
aangekomen. Dit was op 19 december
1650. In het verslag van Melijn lezen we
dat deze groep (70 personen) bestond uit
een prachtige groep boeren en boerenar
beiders, zoals ze in Nieuw Nederland
nog niet eerder hadden gehad.1
Onder deze emigranten bevonden zich
Berend Driessen, zijn vrouw Aeltie en
hun minderjarige zoon jan Barentsen, die
van Oostenengh kwamen, een landgoed
bij Almen, enkele mijlen ten noorden van
Zutphen, een stad of vesting aan de rivier
de Ijssel in de provincie Gelderland, zo-
73
Jan EBarendsen van Zutphen en cle
Johnson-afstammelingen