oiren lijve ghedain, asmen noch zien mach in oiren kennenbacken met an dere woorden Henrick had Margriet dus danig mishandeld, dat de sporen tenmin ste nog duidelijk zichtbaar in haar gezicht waren tijdens het proces3. Het Zutphense "gericht" kwam na zorg vuldig onderzoek en deliberatie tot een eenduidig oordeel. Margriet kon aanto nen, dat zij wettig met Derick was ge huwd "in tegenwordicheit der heiligen kercken". Driemaal waren proclamaties op openbare gebouwen binnen en buiten Zutphen opgehangen, waarin het huwe lijk werd aangekondigd. Mocht iemand bezwaar tegen het voorgenomen huwe lijk hebben gehad, dan kon hij dat aan de magistraat en of het kerkelijke gezag ken baar maken. Maar niemand, ook Henrick van Keppel niet, had hiertegen geprotes teerd. Bovendien bezat Margriet bewijs stukken, waarin haar rechten op dat deel van de nalatenschap waren vastgelegd en die in kopie aan de rechtbank waren overhandigd. Henrick kon niet aantonen dat hij over een "beter recht", zoals de ei gentijdse term luidde, beschikte en dus moest het beslag op de goederen worden opgeheven4. Hij werd tot drie keer toe opgeroepen te verschijnen voor het ge richt te Zutphen. Een procedure, die ge bruikelijk was telkens als een gedaagde niet op de afgesproken dag verscheen. Schout en schepenen slaagden er niet in het beslag daadwerkelijk op te heffen. Het vonnis van de landdrost van het graafschap Zutphen Voorts werd de landdrost van het Graaf schap Zutphen, als hogere instantie, inge schakeld. De landdrost Henrick van Ghe- men en Wevelinkhoven kon in 1485 niet zelf de zaak in behandeling nemen. Zijn plaatsvervanger, tevens onderdrost, Johan van Ghemen werd de vervolgprocedure in handen gegeven. Deze nu stuurde een "gezworen bode" tot vier maal toe naar het huis van Henrick van Keppel met het "weten" (bevel) tot ontruiming. De bode was op het hart gedrukt de stukken per soonlijk aan Van Keppel te overhandigen. 82 Vervolgens was het belangrijk dat de bode de brieven in het bijzijn van derden ter hand stelde, die eventueel later als ge tuigen konden optreden. Het lukte de bode tot twee maal toe de brieven per soonlijk aan te reiken. Eenmaal trof de bode de echtgenote van Henrick alleen thuis en mocht hij de papieren op zijn kantoor leggen. Op zijn derde tocht naar Ampsen trof hij niemand van de familie aan. Om de tocht niet tevergeefs te laten zijn, trommelde de bode de "pander" (ge- richtsdeurwaarder) van de Lochemse richter op5. In zijn bijzijn legde hij de pa pieren bij het huis op een stuk hout en verzwaarde het met "eynen steen op den brieff op dat die wynt en niet wech en weyden". Uit het relaas van Johan van Ghemen over de gevolgde methoden in deze rechtzaak komen we een aantal interes sante zaken te weten. Op dat tijdstip diende het Huis Ampsen Henrick van Keppel daadwerkelijk als woon- en ver blijfplaats. Het Huis was hem in 1475 bij de boedelscheiding na de dood van zijn moeder toegezegd, maar pas na het over lijden van zijn vader Derick. Op dezelfde voorwaarde zouden hij en zijn broer Claus de overige goederen gelijkelijk ver delen. Deze goederen waren alleen niet in het testament gedefinieerd6. De actie van Johan van Ghemen had niet het gewenste resultaat. Henrick vol hardde in zijn houding dat de goederen hem toebehoorden, en was niet van plan op zijn besluit terug te komen. Het vonnis van de Hofraad In 1481 was Gelderland voor de tweede keer onder Bourgondische heerschappij verzeild. De eerste bezetting speelde zich af van 1473 tot 1477 onder het bewind van Karei de Stoute (1433-1477). Hertog Kareis enige dochter Maria van Bourgon- dië (1457-1481) en haar echtgenoot Maximiliaan van Oostenrijk (1459-1519) hadden hun vermeende aanspraken op het hertogdom niet laten varen, maar konden dit pas in 1481 effectueren. Anders dan onder het harde regime van

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1997 | | pagina 12