Aatje H. G roust ra
Drs. A.H. Groustra-Werdeker uit Nijmegen doet al enige jaren onderzoek naar de
geschiedenis van Karei van Gelre en zijn leeftijdgenoten. Een jaar af wat geleden
heeft dat geresulteerd in een kleine tentoonstelling in het Stadsarchief van Zutphen
en de publikatie van een boekje"Karei van GelreHertoch van Gelder ende
Gulich ende Greve van Zutphen".
Op verzoek van de redactie dook mevrouw Groustra in een interessante
rechtszaak. Het is onderstaand artikel gewordenmaar daar blijft het niet bij.
Veelbelovend zijn de laatste woorden: wordt vervolgd.
Juridische processen zijn vaak pijnlijke en
delicate zaken, die voor de betrokkenen
soms jaren kunnen voortslepen.
De rechtzaak, die "Grete" van Keppel
aanspande tegen haar stiefzoon Henrick
van Keppel, mag - gezien het tijdvak -
als opmerkelijk worden beschouwd. Mar
griet was tot 1484 al een aantal jaren de
tweede echtgenote van Derick van Kep
pel van Ampsen, toen de laatste in augus
tus van dat jaar overleed. Zoon Henrick
uit diens eerste huwelijk verwierp ter
stond de aanspraken van Margriet op dat
deel van de nalatenschap van zijn vader,
waar zij volgens het geldende erfhuis-
recht een claim op mocht leggen. Hij
meende bovendien voor eigen rechter te
moeten spelen en legde vervolgens be
slag op de bezittingen van zowel zijn va
der als van zijn stiefmoeder.
Zijn zwaar wegend argument om zich
hiermee te verrijken was, dat Margriet
nooit de wettige vrouw van zijn vader
was geweest. Het opeisen en in bezit ne
men van de goederen ging met geweld
gepaard1.
Henrick van Keppel was in de perioden
1470-1479 en 1482-1483 richter van Lo-
chem geweest. Hij werd voorondersteld
bekend te zijn met de rechtsregels van
zijn tijd. Bovendien kende hij de praktijk
van beslaglegging op goederen - de zo
genaamde "panding", die te vergelijken is
met het moderne conservatoire beslag2.
Niet alleen het bezetten van de goederen
was voor Henrick van belang, ook
meende hij voorgoed met zijn stiefmoe
der te moeten afrekenen. Op klaarlichte
dag en op de openbare weg werd Mar
griet door drie "knechten" van hem ge
vangen genomen en gekneveld. Daarop
ontvoerden de booswichten haar naar
Twente, waar zij in het Huis van Godert
van Reede van Saasveld in een kelder
werd opgesloten. Van Reede was van
1478-1482 ambtman van Twente ge
weest en aldus min of meer een ambtge
noot van Van Keppel. Laatstgenoemde
zocht Margriet in haar gevangenschap
tenslotte op en vond het nodig om haar te
pijnigen en te mishandelen. Omdat Mar
griet als "burgersche van Zutphen" te
boek stond, was de stad min of meer ver
plicht haar te bevrijden uit haar benarde
positie. Na 17 angstige weken in de kel
der te hebben doorgebracht, lukte het om
haar vrij in Zutphen terug te krijgen.
Het vonnis van de stad Zutphen
Het proces, dat hierna door haar bij
schout en schepenen werd aangespan
nen, vermeldt dat de schout [Bernt van
Holthuysen] nog met eigen ogen haar op
gelopen verwondingen kon inspecteren:
Henrick in suleken verdervenissen an
81
Margriet van KeppeS en haar proces
1485-1495