Brugge en elders in Vlaanderen te innen
en al zijn scheepsparten te verkopen. De
volmacht werd ingeschreven in een Brugs
brievenboek. Ook begin 1440 blijkt Wil
lem in Brugge zaken te hebben afgehan
deld22. De tolvrijstellingen die Zutphense
kooplieden vanouds op de Rijn en de IJs-
sel genoten, kunnen een rol hebben ge
speeld in Alberts keuze voor Zutphen,
evenals familierelaties.
Albert en Willem komen we in Zutphen
voor het eerst tegen in een bouwrekening
uit 144423. Zij leenden de stad een fors
bedrag voor de constructie van een
nieuwe stadsmuur en de Drogenapstoren
en kochten zich zodoende als het ware in
de stad in. Het stadsbestuur loste de le
ning af door de broers jaarlijks met Pasen
en op Sint Victor (10 oktober) een lijf
rente van in totaal 100 ponden uit te be
talen. Overleed een van de broers, dan
verviel de helft24. Aangezien Albert op de
Korenmarkt niet terug te vinden is in lijs
ten van nieuwe Zutphense burgers en hij
eind 1446 nog als burger van Danzig om
schreven werd25, mogen we er wel van
uit gaan dat hij als zogeheten 'inwoner'
in Zutphen heeft geleefd. 'Inwoners' leg
den geen eed af op het stadsrecht en voor
hen golden dan ook andere rechten en
plichten dan voor burgers. Ook Willem
was in 1445 nog burger van Danzig26.
Naar het schijnt heeft hij zich nooit in
Zutphen gevestigd; de Zutphense archief
fondsen bevatten geen sporen van zijn
aanwezigheid. Wel zetten zij gezamenlijk
hun handelsactiviteiten onverdroten
voort. Een mooi voorbeeld van die nauwe
samenwerking is de verklaring van de
stad Danzig in oktober 1445 dat Willem
zijn broer machtigde zijn zaken in Hol
land, Zeeland, Brabant, "Walscherden"
(Frankrijk of de 'Walsche landen' in het
algemeen?) en Vlaanderen te beharti
gen 27.
Handelscontacten met het Baltisch
gebied
Allerlei losse berichten uit diverse bron
nen vormen evenzovele momentopna
men van hun werkzaamheden. Een paar
voorbeelden laat ik volgen. Het eerste is
een in 1445 in concept opgestelde brief
over een getuigenverklaring, gericht aan
de autoriteiten op het Zeeuwse Wester-
schouwen28. Twee schippers uit Kampen,
Johan Straetken ('Straatje')29 en Hendrik
Wolf, verklaarden plechtig dat een col
lega van hen uit Westerschouwen "in
Prucen" (lees: Danzig) 2000 stuks wagen
schot geleverd had gekregen van Albert
op de Korenmarkt. De schipper uit Wes
terschouwen had Albert beloofd hem in
Engeland of Zeeland te betalen. Daartoe
was een schuldbekentenis opgesteld en
van zijn zegel voorzien (het is overigens
heel bijzonder dat een 'eenvoudige'
schipper over een eigen zegel beschikte!).
De beide schippers uit Kampen zwoeren
dat het document, dat in een scheepskist
van Wolf bewaard werd, bij een schip
breuk verloren gegaan was. De schipper
uit Westerschouwen wist nu niet meer
hoeveel hij Albert schuldig was. Dit is
een kras, maar geenszins ongeloofwaar
dig verhaal. De schippers stonden onder
ede, en dat woog reeds in de middel
eeuwse rechtspraktijk zwaar. Het is wel
merkwaardig dat de schuldbekentenis
niet in tweevoud was opgemaakt; kenne
lijk was dat in de handel toch niet steeds
gebruikelijk.
Een tweede voorbeeld stamt uit het vol
gende jaar, 1446. Een notitie geeft bijzon
derheden over een handelstransactie tus
sen Albert en - wederom - twee schip
pers uit Kampen, onder wie Straetken
(wilde Albert geen zaken meer doen met
Wolf?)30. Partijen kwamen overeen een
zekere hoeveelheid baaizout (zout uit de
baai van Bourgneuf) te verkopen, die Al
bert bij Hendrik Tolner in Reval had op
geslagen. Eén van beide Kampenaren zou
het zout op de voor Albert voordeligste
wijze verkopen31 en wel tussen Kerstmis
en Vastenavond, "so dattet vercocht sij
up den iersten gudenstach [woensdag] in
der Vasten". Vastenavond viel dat jaar op
dinsdag 1 maart, zodat de bedoeling dui
delijk is: in de Vasten werd overeenkom
stig de kerkelijke voorschriften veel vis
gegeten, en dat moest gepekeld worden!
Het bedrag - de muntsoort en wisselkoers
53