datzelfde jaar bewaard. In de tweede, die over 1417/1418, treffen we Steven aan. Hij blijkt zich verzoend te hebben met ene Robert Block. Als gevolg van deze verzoening - waarvan we de achtergron den niet kennen - moest Steven het gast huis een bedrag van twee ponden en ze ven coppert betalen. Aan het eind van het rekeningjaar resteerde daarvan nog acht coppert™In 1422/23 werd Steven door de stad betaald voor de levering van een oude balk. Het lijkt me echter onverant woord om uit deze enkele vermelding af te leiden dat Steven houthandelaar was. Vier jaar later wordt melding gemaakt van een reparatie aan een put bij zijn huis en nog in 1428/1429 betaalde hij belasting voor het bezit van een paard, of eigenlijk: eenderde paard14. Hierbij moet bedacht worden dat burgers die paarden bezaten of paarden 'poolden' per defini tie tot de hogere sociale lagen behoor den. Dit is de laatste keer dat we iets van hem vernemen. Albert en Willem op de Korenmarkt De vraag of Steven de jonge de vader was van de nu te bespreken Albert en Willem op de Korenmarkt is nauwelijks te beant woorden. In 1431 - het jaar waarin Albert voor het eerst in de bronnen opduikt- was Steven junior minimaal 48 en hooguit 63 jaar oud. Wat zijn leeftijd betreft kan hij dus heel wel de vader van Albert zijn ge weest. In dat geval zal Albert op z'n vroegst in het laatste decennium van de 14e eeuw geboren zijn. Albert op de Ko renmarkt was een koopman en partenre der (hij bezat aandelen in schepen) die deelnam aan met name de handel in hout van het Oostzeegebied naar West-Europa. Hij verhandelde echter ook wel andere produkten, zoals nog zal blijken. Met ze kerheid in de jaren 1431-1440/41 was hij burger van Danzig15. In eerstgenoemd jaar probeerde hij met behulp van een verkla ring van het Danziger stadsbestuur een lading van 1900 stuks wagenschot (lange eiken planken) terug te vorderen, die zich op een schip hadden bevonden dat in de heerlijkheid Veere gestrand was16. Zeeland vormde voor Alberts handels- avonturen een belangrijk tussenstation17. Alberts banden met dit gebied worden fraai geïllustreerd door zijn betaling in augustus 1437 van de schadevergoeding van 300 'geringe marken' en twee Leidse lakens, die een aantal Zeeuwen aan de Danziger burgers Johan Vos en Bertolt Burammer (koopman annex schepen en stedelijke afgezant in Hanzezaken) moest voldoen18. Kennelijk sprong Albert voor de debiteuren in de bres teneinde de kwestie, die al van eind april 1434 da teerde, af te handelen. De laatste bet alingstermijn was in mei 1436 verstreken en op beslagleggingen of andere proce dures die het handelsverkeer hinderden zat natuurlijk niemand te wachten. Albert zal niet zomaar een aardig gebaar heb ben gemaakt, maar een betalingsregeling met de Zeeuwen hebben getroffen. Op een onbekend tijdstip in de jaren 1441 -1444 nam Albert de ingrijpende be slissing naar Zutphen te verhuizen. Hij liet alles achter zich, zelfs zijn kinderen, die hij na het overlijden van zijn vrouw aan de zorgen van een kynder moder (een soort gouvernante) toevertrouwde. Tevoren had hij met de Danziger schepen Bartolt van Suchten een regeling getroffen ten aanzien van haar nalatenschap. Deze zeldzame gegevens danken we aan een in 1447 door een Zutphense stadsschrij- ver neergepend concept-antwoord op een niet bewaard gebleven brief uit - onge twijfeld - Danzig. Daarin ging het om de genoemde erfenisregeling en om een be slaglegging op goederen die Albert toebe hoorden19. De motieven voor Alberts ver trek zullen wel nooit duidelijk worden. Vast staat dat hij in de handelsoorlog tus sen de Hollandse en Wendische steden in de jaren 1438-1441net als zijn broer Willem, zware schade had geleden. La dingen zout, pek, as, "barenclaw" (bere- klauw?)20, wagenschot en ander hout van de broers gingen verloren21. Willem lijkt pogingen te hebben ondernomen om de verliezen te beperken. In oktober 1439 machtigde hij een collega uit Reval (het huidige Tallinn in Estland) om al zijn vor deringen "van coopmanscepen" in 52

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1997 | | pagina 6