1962), tabel A IV, nr. 37 (ministerialen in
het kwartier van Arnhem).
43. SAZ, ORA, inv.nr. 457, f. 134v (4 februari
1450) en f. 1 72v (20 april 1451de ge
noemde chirograaf is niet meer voorhan
den), respectievelijk R. Wartena, Inventaris
van het Oude en Nieuwe Casthuis te Zut-
phen1380-1841 (Zutphen 1979), inv.nr.
1, reg.nr. 34 (afschrift met een latere niet
gedateerde notitie).
44. SAZ, OAZ, inv.nrs. 1034, f. 6v; 1036,
f. 11 r; 1039, f. 6r en een strook die vastge
speld is op f. 8r; 1040, f. 6r.
45. SAZ, ORA, inv.nr. 457, f. 218v (ingeschre
ven tussen 29 januari en 24/26 februari).
46. SAZ, Oude Gasthuis, inv.nr. 246, reg.nr.
237 (5 januari).
47. Ibidem, f. 187v (Albert had een lakenhan
delaar uit Leiden namens zijn collega Ger-
rit Gelmersz -mogelijk een Deventernaar-
een uitbetaling van 45 Rijnse guldens ge
garandeerd; de collega vrijwaart Albert nu
van aanspraken van de lakenhandelaar op
de Deventer Sint Maartensmarkt (inge
schreven tussen 15 september en 11 okto
ber 1451).
48. Men leze J. Kossmann-Putto, Het heimelijk
gerecht. Het Westfaalse veemgerecht en
de noordelijke Nederlanden in de late
middeleeuwen (Hilversum 1993) 85-87,
alsmede *46.
49. SAZ, OAZ, inv.nr. 187, reg.nr. 798: burge
meester en raad van de stad Danzig oor
konden, dat zij Albert een jaarrente van 35
mark verkocht hebben. Het stuk werd op
gesteld "uff unsirm rathuwse". Het aange
kondigde stadszegel ontbreekt, wel zijn de
sneden voor de zegelstaart aangebracht.
Het document heeft dermate te lijden ge
had, dat niet meer uit te maken is of het
zegel daadwerkelijk bevestigd is geweest.
Het is opmerkelijk dat het stuk in het stads
archief van Zutphen bewaard bleef. Oor
spronkelijk moet het immers in het privé-
archief van Albert hebben berust.
50. SAZ, OAZ, inv.nr. 889 (onderrentmeesters-
rekening). Vgl. ook noot 40. Voor wat be
treft Willem: ib., inv.nr. 886, f. 12v in
combinatie met inv.nr. 887, f. 4r.
51Poelman, Bronnen Oostzeehandel 1-2, nrs.
2342 (gedateerd "1464?") en 2349.
52. Poelman, Bronnen Oostzeehandel 1-2, nrs.
1829 en 1832-2 (respectievelijk 4 en 14
november) en 1853-3 (vóór 1 mei); SAZ,
ORA, inv.nr. 457, f. 78r (minuut) en f. 92v
Doornink-Hoogenraad Zondervan,
Regesten lijst brieven, nrs. 125 en 130.
53. Rijksarchief in Gelderland (RAG), Hertoge
lijk Archief (HA), inv.nr. 8 (Liber I), f. 108v
(zie ook ib., inv.nr. 9 (Liber II), f. 11 en
18b) en 109v. N.B.: door mij zijn de fiches
geraadpleegd, niet de 'Libri' zelf.
54. Van Winter, Ministerialiteit, tabel C, blad
1nr. 19. Hendrik van Keppel - ook wel
'van Ampsen' genoemd, naar het zadel-
goed waarmee in 1430 en 1465 Dirk
Hendriksz van Keppel door de hertog be
leend werd volgens dienstmansleenrecht
(ib.) - moet niet worden verward met Hen
drik Dirksz van Keppel, met wie hij gere
geld tezamen in documenten opduikt (bv.
SAZ, OAZ, inv.nr. 1362, reg.nrs. 950a
(1471) en 1018 (1474), alsmede Doornink-
Hoogenraad Zondervan, Regestenlijst
brieven, nr. 274 (1473)). Mogelijk heette
hij Van Ampsen omdat hij op dat landgoed
resideerde. R.W.M. van Schaïk, Belasting
bevolking en bezit in Gelre en Zutphen
1350-1550) (diss.; Hilversum 1987) 50,
n. 50, houdt de mogelijkheid open dat de
heren Van Keppel tot de selecte groep van
semi-onafhankelijke 'bannerheren' in
Gelre behoorden.
s (en alleen) tijdens het regime van hertog
Adolf een rol speelde in hofkringen.
56. SAZ, Heer Hendrikshuis, inv.nr. 64, reg.nr.
953.
57. Van Schaïk, Belasting, pp. 132-135 (voor
de gekozen vermenigvuldigingsfactor) en
272, tabel 25 en n. 1
58. J. Kuys, Drostambt en schoutambtde Gel
derse ambtsorganisatie in het Kwartier van
Zutphen (ca. 1200-1543), Werken Gelre
45 (Hilversum 1994), pp. 171 en 202
(transcriptie van de aanstellingsbrief).
59. Kuys, Drostambt, pp. 136-146 (bijlage 2,
inhoudsanalyse van de ambtsbrieven),
202-203 en 221 (transcripties van de aan
stel lingsbrieven, die slechts in afschrift,
deels in de 'Libri', zijn overgeleverd).
60. LA. Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de
geschiedenis van Gelderland, door onuit-
gegevene oorkonden opgehelderd en be
vestigd. Vijfde deel. De Bourgondische
heerschappij (Arnhem 1851), nrs. 98
(5 juni) en 108 (19 juli), beide registeraf-
sch riften.
61. I.A. Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de
geschiedenis van Gelderland, door onuit-
gegevene oorkonden opgehelderd en be
vestigd. Zesde deel, eerste stuk. Karei van
Egmond, hertog van Gelre, graaf van Zut
phen (Arnhem 1859), nr. 162 (8 februari)
en idem, Gedenkwaardigheden V, nr. 125
(notarieel gewaarmerkt stuk, over de echt
heid waarvan Nijhoff "eenige twijfel" zegt
te koesteren).
62. P.N. van Doorninek, inventaris van het
oud archief van het kasteel Middachten
(Haarlem 1896), inv.nr. 131 (18 maart).
60