zijn in Zutphen niet bewaard gebleven 51
Het is mogelijk dat Albert over een huis
in Danzig beschikte. Tijdens de handels
oorlog van de jaren 1438-1441 was dat
met zekerheid het geval. Hij hield er toen
een Brielse koopman in arrest52. Hoe de
erfgenamen van Albert de kwestie heb
ben afgehandeld, onttrekt zich aan mijn
waarneming.
Hendrikje Albertsdochter
In de inleiding kondigde ik al aan dat ik
de genealogie van de familie Op de Ko
renmarkt tot in de late 15e eeuw zou vol
gen. Dat doe ik aan de hand van de lot
gevallen van Hendrikje, dochter van Al
bert, de enige nazaat die ik heb kunnen
opsporen. Als "Henrika Albertsdochter
van de Korenmarkt" kwam ik haar voor
het eerst tegen in de archieven van de
graven en hertogen van Gelre, en wel in
het eerste van de zogeheten 'XIV libri'
('veertien boeken') van hertog Karei van
Gelre in het jaar 147753. Hendrika - of
Hendrikje, zoals ik haar hierna zal noe
men - trouwde met Hendrik van Keppel,
een telg uit een (hoog)adellijk Gelders ge
slacht dat al vanaf 1200 in de annalen
voorkomt54. Dankzij een bewaard geble
ven hertogelijke oorkonde weten we dat
dit huwelijk in 1466 werd ingezegend.
De oorkonde staat op naam van hertog
Adolf (1439-1477), die haar ook van zijn
zegel liet voorzien. Hendrik van Keppel
"[is] van kijnde bij ons in onsen dienst
opgevuedt ind [heefft] ons langh trouwe-
lick gedient". Hij wordt omschreven als
"onsen.dienre" en behoorde klaarblijke
lijk tot de hertogelijke hofhouding, in
welke kring hij was grootgebracht. Adolf
had in 1465 zijn vader Arnold tot aftre
den gedwongen en vervolgens gevangen
gezet. Adolf was toen omstreeks 26 jaar
oud. We kunnen veronderstellen dat hij
en Hendrik vrienden waren, en dat wel
licht reeds van kindsbeen af. Hendrik zal
in ieder geval Adolf gesteund hebben in
diens strijd met zijn vader55. Om deze
wel zeer persoonlijk-emotionele reden
zegde Adolf hem ten behoeve van zijn
huwelijk een geldelijke ondersteuning
van maar liefst 600 Rijnse guldens toe.
Dit zou echter niet handje contantje ge
schieden, maar in de vorm van een jaar
rente van 371/2 Rijnse guldens. De rege
ling zou ingaan een jaar na de opstelling
van de oorkonde, op 21 september 1467.
Zij zou eindigen wanneer de hertog Hen
drik van een ambt of landgoed voorzag
ter waarde van 600 Rijnse guldens of
meer. De hertog was vanaf dat moment
van zijn verplichting tot het betalen van
de jaarrente ontslagen en Hendrik zou
hem de oorkonde (eigenlijk een schuld
bekentenis) moeten teruggeven. Deze
fungeerde dan dus als een soort kwitantie
voor de hertog. Tegenwoordig berust zij
in het hertogelijk archief. Dat de inlossing
van de belofte aan Van Keppel de nodige
voeten in aarde had, zal dadelijk blijken.
Als echtpaar verkopen Hendrikje en Hen
drik eind mei 1471 de tiende van een
malder graan (1/10 van ca. 136.5 I) aan
het Sint Catharinaconvent (ook wel
Wolfs- of Heer Hendrikshuis geheten) in
de Nieuwstad van Zutphen. De tiende
werd geheven uit een kamp van het con
vent buiten de Nieuwstadspoort. Hend
rikje wordt in deze oorkonde omschreven
als ioffer, een adellijk predikaat. Zij en
haar man zegelden het stuk "een iewelick
[elk] vor hem selven ende vor sijn er
ven"56. Dit eigen zegel van Hendrikje is
helaas verloren gegaan. Hoe het echtpaar
de tiende had verworven weet ik niet,
maar het is hier ook niet van wezenlijk
belang.
Vier jaar na de huwelijkssluiting werd
Hendrik door hertog Adolf aangesteld als
schout van het ambt Lochem, waar toen
tertijd op het platteland 181 huishoudens
werden geteld. Dat waren zo'n duizend
mensen, bij een vermenigvuldigingsfactor
5.5. Ongeveer 15% van hen was pau
per57. Het betreffende schoutambt was al
enige jaren in handen van het geslacht
Van Keppel. Adolf noemt Hendrik in de
aanstellingsbrief opnieuw "onse diener"
en rept van de trouwe diensten die hij
"duck ind mennichwarve [dikwijls en
menigmaal] gedaen hefft ind noch weder
doin sail ind mach". Hoewel dit tot op
zekere hoogte al een verstarde formule-
56