water en brood. Vooral in de 1 8e eeuw
werd hieraan vaak "op eigen kosten" toe
gevoegd. Als straf was bij de veroordeling
van criminelen vooral verbanning popu
lair; dit was voor de stad ook goedkoper
dan gevangenisstraf. In de periode 1660
1 780 werd dit oordeel 35 keer geveld. De
veroordeelden werden de stad uitgeleid
en mochten soms gedurende een jaar,
soms voor de rest van hun leven de stad
niet meer in. Zeven criminele processen
in deze periode werden met een boete af
gedaan. In andere zaken was het opleg
gen van een boete het meest voorko
mende oordeel. In de oudste Kondich-
boeken, de 'wetboeken' van de stad, was
de boete zelfs bijna de enige straf. Slechts
één keer wordt verbanning genoemd. De
gevangenissen zullen wellicht gevuld zijn
geweest met mensen die hun boetes niet
konden betalen.
In 1373 werd bijvoorbeeld bepaald dat
indien iemand zijn gelag niet betaalde,
hij veroordeeld kon worden tot 5 pond
boete. Voor elke niet betaalde pond
moest de veroordeelde 8 dagen naar de
Apenstert.
Voor een niet betaalde drankrekening
kon je dus 40 dagen in dubieus gezel
schap verkeren, pas in de loop van de
19e eeuw zouden gevangenen zoveel
mogelijk afzonderlijk in cellen opgesloten
worden. Dit werd als meer humaan be
schouwd dan gemeenschappelijke ruim
ten. Het gevangeniswezen was toen ech
ter al geen stedelijke aangelegenheid
meer.
37
'-'•"FJZ-