W.H. Pot
Bruggen
Er was in 1865 en volgende jaren nogal
wat te doen over de toegangswegen naar
het station. Ook de bouw van de stads
brug naast de spoorbrug verliep niet al te
vlot. De werkzaamheden waren in augus
tus begonnen, maar in de avondzitting
van de gemeenteraad op 6 november van
dat jaar werd meegedeeld dat de aanne
mer door de lage waterstand het hout
voor het bovendak niet tijdig heeft kun
nen aanvoeren. Bovendien waren de te
keningen voor het beweegbare gedeelte,
de wip, niet tijdig verzonden. Niettemin
werd in het gemeentelijk jaarverslag over
1865 vermeld dat de werkzaamheden
aan de stadsbrug in dat jaar "genoegzaam
voltooid" zijn. Op 16 februari 1866 werd
deze brug geopend.
Het rijverkeer van het station naar de stad
moest een route volgen via de weg naar
de IJsselbrug, over de IJsselkade en kon
dan via de Marspoortstraat de stad berei
ken.
Voor voetgangers kwam een weg tot
stand van het station naar een nieuwe
brug over de Berkel of Beek naar het be
gin van de Barlheze. In 1870 werd nog
eens nadrukkelijk bepaald dat de weg
van de nieuwe brug over de Beek naar
het stationsgebouw niet mocht worden
gebruikt door rijtuigen en trekkarren.
De Oosterspoorweg
In de jaren zeventig van de vorige eeuw
kwamen de plannen voor een spoorlijn
van de Hollandsche IJzeren Spoorweg
Maatschappij van Amsterdam via Hilver
sum en Amersfoort naar Zutphen in de
publiciteit. Op 10 juni 1874 werd het
eerste gedeelte van deze "Oosterspoor
weg", namelijk het traject Amsterdam-
Amersfoort, met een zijtak van Hilversum
naar Utrecht, geopend.
Maar er werd intussen al gewerkt aan het
gedeelte Amersfoort-Zutphen. Zo vond
op 20 oktober 1873 in het HSM-stations-
gebouw buiten de Willemspoort te Am
sterdam de aanbesteding plaats voor het
maken van een kraanbrug over het kanaal
van Apeldoorn naar Dieren. Er stond bij
dat de raming 35.800,- bedroeg. Daar
mee wisten gegadigden dus dat ze in de
buurt van dat bedrag moesten zien uit te
komen.
In oktober 1873 werd in de vergadering
van de gemeenteraad van Zutphen de
onteigening van gronden ten behoeve
van de Oosterspoorweg besproken. Daar
bij kwam ook een schadeloosstelling aan
pachters van de betrokken percelen aan
de orde. De krant van 19 februari 1874
kwam met een bericht dat de voorziene
uitbreiding van het stationsemplacement
- die nodig was wanneer de HSM het
medegebruik kreeg - van veel belang
was.
Uit Den Haag werd namelijk per tele
gram gemeld dat onder de vestingwerken,
die volgens het juist verschenen gewij
zigd wetsontwerp tot regeling van het
vestingstelsel, ter opheffing worden voor
gesteld, behoorden de hoofdwal van Zut
phen met de ravelijnen daarvoor en de
bedekte weg voor die werken.
Op 11 maart 1874 stond - tot vreugde
van de Zutphenaren - in de krant:
Hedenavond bracht ons de telegraaf
het heugelijk bericht der aanneeming
door de Tweede Kamer - met 60 tegen
6 stemmen - van het wetsontwerp tot
regeling en voltooiing van het vesting
stelsel, met het amendement door den
heer Dam (Jacob Dam, die voor Zut
phen in de Tweede Kamer zat) op de
al. 1 van art 4 voorgesteld, ten gevolge
waarvan alle vestingwerken van Zut
phen zullen gesloopt worden.
17
SpoorwegknooppiiGit Zutphen (3)