In de krant van 5 november 1938 werd onderstaand artikel geplaatst. Het is te vin den in de serie "Uit Zutphens historie". Het verhaal gaat verdervandaar dat uit een van de vervolgartikelen ook nog een korte weergave is vermeld. Mensen die gewend zijn aan de verlich ting in grote steden, klagen er wel eens over, dat die in Zutphen onvoldoende is. Nu zullen wij geenszins beweren, dat Zutphen een lichtstad' is, maar toch is er in de laatste jaren al een en ander gedaan om aan onze stad bij avond wat meer licht te schenken. Wie de toestand ver gelijkt met vroeger, ziet stellig al veel vooruitgang. Brandden er in 1858 nog maar 260 gas lantaarns, met die ouderwetse 'vleermui zen', benevens 60 olielampen, nu is het aantal gaslantaarns gestegen tot bijna 800, met heel wat beter licht, en het plan is gaandeweg onze straatverlichting nog beter en moderner te maken. Wie nog verder in de historie terugkijkt komt te weten, dat men in de middel eeuwen helemaal geen straatverlichting kende. Wel brandde men 's avonds, zo lezen wij in een verhandeling in Ce/re van wijlen onze gemeentearchivaris Gim- berg, een lantaarn voor de heiligenbeel den, die tegen gebouwen of in een hou ten kastje op straat stonden. Maar dat was dan ook alles. Men kon na zonsonder gang van elke stad zeggen: lek ken de stat nyet meer. Zij is een graf gelijck. lek tast in 't duyster om en plas door smeer en slijek. O Godenwaar ben ick! Voor mensen, die kwaad wilden bedrij ven, was dit natuurlijk een prachtig ter rein. Om hen te beletten van die duister nis te profiteren, verbood men in 't laatst van de middeleeuwen, dat iemand na een bepaald uur 's avonds op straat liep: dat uur werd door het luiden van de klok aangegeven. Dat luiden noemde men in Zutphen en elders 'ruim-straat luiden', in Amsterdam heette dat 'de boevenklok luiden'. Tot het midden van de 1 7e eeuw had geen enkele stad van Europa - behalve Parijs, van ouds de ville lumière- straat verlichting. Eerst tegen het einde van 1699 was heel Amsterdam van die ver lichting voorzien. Het zou november 1709 worden eer Zut phen straatverlichting kreeg. De vroed schap besloot in augustus tot aanbeste ding van het zetten der glazen in de lan taarns en het verven der palen. Daarna werd met het plaatsen van de lantaarn palen en het aanbrengen van de houten armen in de muur van sommige huizen begonnen. Op die armen zouden lan taarns geplaatst worden. Enkele burgers wilden ze evenwel niet aan hun huis hebben, maar de magistraat besloot op 22 november 1 709, dat dit toch zou ge beuren, "all waar het nooden sal zijn", omdat het "tot een yder sijn gerieff is streckende". Diezelfde dag stelde het stadsbestuur een opzichter, vier aanstekers en vijf klepper lieden aan voor de tijd van één jaar. Gedurende het tijdvak, dat de lantaarns brandden, kreeg ieder van hen per week twee guldens en twee stuivers. De op zichter, de blikslager Jan Elikman, zou een jaarwedde van 25 gulden ontvangen. De verlichting geschiedde door olie. Aanvankelijk duurde dit van 1 oktober tot 1 april, maar het werd in 1 744 van half september tot half april verschoven. 55 Straatverlichting

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1996 | | pagina 9