kumpt van geltsaet ofte andersden karckmeisteren voirt, binnen een dach of twie thoe kennen geven ende niet wtge- ven ofte vervrembden bueten wetten ende wille der karckmeisteren. II. Ten anderen: Dat sie dairtoe sien will dat in den dienst der karcken (het schoonhouden) ghien versuemnisse ge- schie, sonder (doch) denselven op sijn tijt ende vlijtich wairnemen end doin will als van oiltz gewontlich is. III. Item. Dat sie die tijt, welck sie in dit ampt wert (zal) sijn, sich altoes tuchtich (deugdzaam) ende eerlick (behoorlijk) wil hoilden, gelijck als die anderen voir hen gedaen hebt ende ein guet vrom persoin toebehoirt. Gescieden hier tegen, sail die stede (de betrekking) ende dat huis, sun der middel (van proces) dairmede ver- buert syn. Hierop sail sie den karckmeisteren hant- tastinge doin (bij handslag belovenalsoe sich dairin thoe hoilden, als sie will (wenst) dat God ende all syn Hillygen (heiligen) oir met salt (zullen) helpen. Zoals men ziet was hun ambt lang geen sinecure. Gelukkig meenden de kerk meesters van latere tijd, dat daar nog wel wat meer mocht bijkomen. En zo kregen zij dan ook "tot haar brand jaarlijks dui zend tal holts, twie manden kolen ende twee mijten spanen, ten ware zij minder wilden hebben". "Nog, op Kersavond elk 5 gosseler tot offergeld en voor 1 gulden stokvis, voor 1 gulden haring en 5 of 6 Rijder guldens wegens een rund, en zo veel broodzaad en bierzaad (koffie kende men nog niet) als zij behoeven." (In haar huisje was een oven en een brouwketel). Met dat al hadden de stakkers het niet breed. En wij zijn er Juffrouw van Hol- thuisen, die daar naast woonde, en juf frouw Niesken ten Wall in het Spittaal dankbaar voor dat zij de kerkmeesters in 1546 eens gewezen hebben op "dat arme leven, dat deze maagden hadden ende dat zij wal meer behoefden", waarop Bar- ner en Slindewater "wel merkten, dat het nu scherpe en andere tijden waren dan voorheen, weshalve zij nu de kost niet zoo wel konden winnen." Dus lezen wij in volgende rekeningen van 25 pond stok vis, 3 a 400 haringen, een schepel bonen, ja zelfs van een vet- of eikelvarken. En daarmee nemen wij afscheid van zus ter Fije, zuster Beele, zuster Armgart en hoe zij meer mogen geheten hebben. Ook zij verdienden - al is het dan in het algemeen - herdacht te worden. Ofschoon zulke dingen meestal vrij lang zijn, hebben wij ons maar kort afgemaakt van de klokrepen. Want het is bekend, dat die soort van touwen een telefonische aard hebben: wat eenmaal aan de klok reep hangt, hangt weldra aan de grote klok. Als de vrouwen wat weten van vir- tute (daarmee wordt hier waarschijnlijk negatieve deugd bedoeld), "dat hangt aan 't clockzeei", zegt een schrijver uit de oude tijd. Men zij dus voorzichtig, Zowel met klokreepen als met Wie tegenwoordig een bezoek brengt aan de Sint Walburgstoren vindt er twee klok- kenkamers of -zolders boven elkaar en op elk van beide een klokkenstoel of -galg, waarin plaats is voor drie klokken. Hoe wel er maar vier hangen, is er dus plaats voor zes. En zoveel schijnen er al in de tijd waarover ons kasboekje loopt gehan gen te hebben. Er bestaat nog een aante kening, die op zijn laatst kan dateren uit 1354, maar waarschijnlijk nog ouder is, luidende: Item tenetur prepositus minist- rare omnes cordas seu funes ad quinque minores dictae Zutphaniensis ecclesiae campanas per anni cyclum necessarias et perpetuo oportunaswat in goed Neder lands zeggen wil dat de proost gehouden was op zijn kosten het gehele jaar door te zorgen voor behoorlijke klokrepen voor de vijf kleinste klokken van onze kerk. Waaruit wij de gevolgtrekking mogen maken, dat er dus ook nog een paar grote klokken waren waarvoor de proost géén repen of zelen behoefde te leveren, om dat zij behoorden aan de kerkfabriek. Dus betaalden de kerkmeesters voor die klokken de repen. Maar - zal de vernuftige lezer zeggen - zo komen wij tot het getal van zeven, en er is maar plaats voor zes. In orde. Van 75

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1996 | | pagina 29