Dit hebben die kircmeyster uytghegieven
tot der kirken behoef.
F i eken van verwen on se vrouwe mede te
verwene. 28g.
Item Henneken den leyendecker ende
sinen knechte 3 silde.
Item van waskeersen te makene tieghen
paschen ende midwinter 14g.
Item den glasemaker van glasvinsteren
ende van malene an onser vrouwen kasse
5 1.
Item den vicaris(sen?) to pensien II.
Item Fyen, die on se vrouwe waert 8I.
Item den cappelaen 24 s.
Item dan anderen leyendecker van den
toerne te deckene 7 I. ende tot enen par
col sen 12 g.
Item Johan van Flaerlem van leyennege-
len 1 I.
Item Reynold Dybbolds soene van lode
2 115s.
Item van der Nyerstat kirke 10 g.
Item van c loc repen 2 I. 7s. 6 d.
Item van alysade 3 I. 5 s.
Item van yserwerke 25 s.
Item van 1 Iedere ende van touwe 1 I.
Item van planken ende van steygerholte
35 s.
Item Johan Tieselinch van Lode 3 schilde
4g-
Summa 49 I. 6 s. 6d.
Ficken, die wel "maler" van beroep zal
geweest zijn, zoals men toen gewoon
was te zeggen, mocht dus de verf leveren
om het beeldje van Onze Lieve Vrouw
een verfje te geven. Maar hij schijnt dat
karwei zelf niet, of ten minste niet geheel
voltooid te hebben, zodat de glazenma
ker althans de kassewaarin het beeld ge
plaatst was, moest afmaken. Wat daarvan
te denken? Vermoedelijk is Ficken onder
de hand ziek geworden en heengegaan:
hij zal wel identiek zijn met Gerrit Fec-
ken, nummer 9 op de lijst van FHein van
der Zeisen. Een i daar, een e hier, daar
keek men in die dagen nog zo nauw niet
op.
Welk Mariabeeld hier bedoeld is? Waar
schijnlijk het grote in de kerk zelf, dat
toen, evenals later, gehangen heeft aan
de pijler waarop nu nog die inscriptie
staat: "Tu Tu gloria Flierusalem, enz.
Dat het dak van de kerk eens nagezien of,
zoals men zei "bereden" moest worden,
is geen wonder. Ook toen waaide en
stormde het, en 's Gravenhof, dus ook de
kerk, krijgt daarvan zijn portie uit de eer
ste hand. Daarbij raakt hier een lei los, el
ders breekt er een en valt in stukken. En
de eerste plicht van de kerkmeesters was,
zoals wij zagen, de kerk "in rak en dak"
te houden. Wat later in het jaar echter
moest een andere leidekker nog hoger
op: de toren moest opnieuw gedekt wor
den. "In het jaar ons Heeren 1362, op
Paus Marcellus' dag (16 januari) was er
een groote storm, die vele rampen aan
richtte, want hij wierp vele torens en hui
zen ter aarde," verhaalt de kroniekschrij
ver. Of daarmee misschien onze toren
spits naar de vlakte gekomen was?
1362-65: het duurt wel eens vaker lang,
dat herstellen van torens! Geen wonder,
dat deze leidekker wat meer verdiende
dan Henneken en zijn knecht samen en
nog een paar "colsen", kousen, dat wil
zeggen een nieuwe (leren?) broek op de
koop toekreeg. Die zal de man er wel bij
versletem hebben; het woord kousen had
toen een heel wat langer en ruimer bete
kenis dan nu. Dat bij zulke hoogverheven
bezigheden een (adder (Iedere), touwen,
planken en steigerholtte pas komt, heb
ben wij nog onlangs kunnen zien. Leina
gels - de leien werden toen vastgespij
kerd - kocht men van Johan van Haar
lem, die wij weidra nader zullen leren
kennen, ook al was het geen Zutphenaar.
Dat er ook lood nodig is op zo'n toren
dak, op de hoeken en voor de goten,
spreekt vanzelf: leien laten zich niet bui
gen. Het werd geleverd door Reynold
Dybboldsen en Johan Tieselinck, waar
schijnlijk lood- en tinnegieters. In de Mo
lenstraat alhier woonde reeds in 1344
ene Herman Dybbold; Reynold voor
noemd kocht in 1369 een "gaarde" of
tuin op de Nieuwstad - het schijnt, dat
die toen nog grotendeels uit zulke gaar
den bestond - waarop ook de kerkmees
ter Johan Tast, de schrijver van ons kas
boekje, enig recht beweerde te hebben.
73