"De klokken luiden, zij luiden ons uit". Item van der doeken als van averludene. Van Jutte Wolves 10 s. (1). Item van Johan Gerlochs soene 10 s. (2). Item van Esseken 10 s. (3). Item van Johan den holthouwer 10 s. (4). Item van meyster Johan des goltsmiede ende van Lijze van Ampsen 20 s. (5,6). Item van Mathyas Maes dochter 10 s. (7). Item van Gese van Helberghen 10 s. (8). Item van Gerrit Fecken 10 s. (9). Item van Arnt Sinneken 10 s. (10). Item van Johan Lebbe den dregher 10 s. (11). Item van Otte Gulooc 10 s. (12). Item van Ruedingher van Middelborch 10 s. (13). Item van Dyric Schermers wijve 10 s. (14). Item van Gerrit Esinch 10 s. (15). Item van Henric Valke 10 s. (16). Item van Jacob Gulooc 10 s. (17). Item van brueder Johan Mensen moeder 10 s. (18). Item van Peynekens brueder 5 s. (19). Item van enen dode in Heynen huys van Brummen 10 s. (20). Item van den scriver 10 s. (21). Item van Mette Cruven kinde 5 s. (22). Item van Lambert Kol I inch 5 s. (23). Nietwaar, hij heeft het nog al goed met Zutphen gemaakt, ons aller beste vriend, Hein van der Zeisen, de grote medicijn meester, in dat jaar! Slechts 23 op het grote kerkhof! Daar zullen er nog wel een stuk of 6, 8 bijgekomen zijn, die op het Nieuwstadskerkhof ter aarde besteld wer den en mogelijk nog enigen, die hun laat ste rustplaats bij de Broederen begeerd hadden, maar dat maakt alles tezamen nog geen groot getal. Maar men moet be denken dat de bevolking van Zutphen toen waarschijnlijk nog niet het derde deel bedroeg van de tegenwoordige (1920: bijna 19.000) en dat de grote ver liezen, door de zwarte dood geleden, ze ker nog niet geheel hersteld waren. Of er dat jaar ook besmettelijke ziekten ge heerst hebben? Waarschijnlijk niet, want dan zouden wij dikwijls dezelfde familie namen ontmoet hebben, en dat is hier maar eens het geval: de familie Gulooc had twee doden te betreuren (12 en 1 7). Peynekens broer en Lambert Kolinch (19 en 23) waren vermoedelijk kinderen: daarvoor betaalde men half geld (zie 22). Zouden zij allen begraven zijn binnen de muren en broederschap gekocht hebben met het kapittel? Waarschijnlijk niet. Want er waren armen onder: Johan, de houthakker, Johan Lebbe, de dregher of sjouwerman, zullen wel tot de smalle ge meente behoord hebben, en ook de scri ver- de man die tegen betaling brieven schreef - zal daarvoor wel niet het nodige gehad hebben; immers dan had men hem allicht bij naam en toenaam gekend. Broeder Johan Mensen, wiens moeder be graven werd, was mogelijk een Domini caan of anders een terminarius of bedel monnik, die hier te Zutphen zijn klooster, dat elders gelegen was, vertegenwoor digde en daarvoor de stad afliep. Uit later tijd zijn er ons verschillende bekend. De drie eersten en nog anderen, zullen wel niet over 6 pond beschikt hebben om binnen de muren, of over 12, om in de kerk begraven te worden. Maar misschien kon men ook met minder "broederschap" kopen. Er bestaat nog een briefje van korte tijd later waaruit men zou willen af leiden, dat ook de heren kanunniken wel eens met zich spreken lieten. Hier is 't: Ic Arnout Schutemanborgher to Zut phen, do condich allen luden, dat ic als- ulken pont gheldes, als ic arflike hebbe, alse in den brieve steet, dar dese brief dor ghesteken is, gheve den Gapitel van Zut phen, vor memorie Aleide, mins wives, ende oec mins, als ic doet bin, also dat wi broderscap zoelen hebben ewelike in den Goetshus te Zutphen. In orkonde des, heb ic min zeghel an desen brief ghe- hanghen. Int jaer ons Heren 1377 op sen te Georgius dach (23 april). Men vergisse zich echter niet: een erfelijk pond - het ging uit het huis van Johan Clevesche in de Kalenstrate -, was min stens 12 a 16 pond waard. Bijna alle familienamen die in boven- 70

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1996 | | pagina 24