Drie foto's op een rij laten de oude toestand zien van Berkelruïne tot 'ingebouwde' waltoren bij huize Sint Elizabeth
nieuwbouw. (Foto: Collectie Winhuisfonds)
"Op Paaschavond" (wat zich ook verzet
ten laat, de schoonmaakziekte niet!) "Ao.
1551 geloond Johan, den doodgraver,
van dat hij het koor boven gekeerd en
schoon gemaakt had; daaraan geweest 2
dagen, elke dag 3 claeskens" lichte
stuivers). Dit hebben wij uit gratie niet uit
schuldigheid( van scholtzhalven) gedaan
want door de vroegere kerkmeesters werd
het ook niet gedaan. Want wij moesten
de gaten in de gewelven laten maken,
waardoor men de touwen steekt, waar
mee de (wit)-kast opgewonden wordt."
Wat in de gecursiveerde zinsnede staat
uitgedrukt schijnen de kerkmeesters toen
aan het kapittel wat al te duidelijk heb
ben laten voelen. De heren lagen toch al
met elkaar overhoop wegens het afbreken
van een huisje, waarop beide partijen
recht beweerden te hebben. Door tussen
komst van de raad is die kwestie toen be
slecht (1552). Tevens werd toen bepaald,
dat de kerkmeesters verplicht waren de
kerk in rak en dak te houden en ook het
koor, voor zover het het dak boven en de
muur beneden aanging, en dat zij het
koor ook zouden laten keren en schoon
maken. Maar dat het verdere onderhoud
van het koor - dus de versiering en dage
lijkse schoonmaak - ten laste bleef van
het kapittel.
Vijf, bijna zes eeuwen heeft het college
van kerkvoogden bestaan. Vooral in de
eerste 250 jaar hebben velen hunner -
SI indewater en Barner bijvoorbeeld - een
groot deel van hun tijd opgeofferd ad ma-
jorem Dei gloriam (tot meerdere eer van
God) en zij deden het pro Deozonder
enige vergoeding. Want nergens blijkt,
dat zij voor hun ambt van kerkmeester,
dat toch vele, in sommige tijden zelfs
zware verplichtingen oplegde, ook maar
enige betaling ontvingen. Zij werkten,
waren blij als zij de financiële aangele
genheden van de kerkfabriek wat konden
verbeteren, en de achting van hun mede
burgers was voor hen voldoende. Laten
wij vertrouwen, dat zij daarvan af en toe
iets gemerkt hebben.
Met opzet is hier de instelling en de taak
van de kerkvoogdij enigszins uitvoerig
besproken. Er schijnen plannen in de
lucht te zweven, om de colleges van
kerkmeesters of kerkvoogden terzijde te
schuiven en de kapitalen, door hen ver
zameld en eeuwen lang zonder vergoe
ding beheerd - en goed, zoals het nog
voorhanden zijn van die kapitalen bewijst
- voor heel andere doeleinden te gaan
gebruiken dan die, waarvoor ze gegeven
zijn namelijk ad structuram et conser-
vationem ecclesiae (tot de bouw en het
onderhoud der kerk)... Of dat zomaar
mag?
66