werd. Toen het geld nog schaars was en men lang niet altijd zeker was op de be paalde tijd het juiste aantal munten bij een te hebben, betaalde men voor het ge mak dikwijls liever in natura dan in geld. En zo zullen wij ogenschijnlijk nog merk waardiger geschenken ontmoeten. Dat onze magistraat in dit schrijven het woord provisores gebruikte, bewijst dat de instelling van kerkmeesters nog iets nieuws was. Bij de stichting van zulke nieuwe colleges is het eerst altijd een tas ten en zoeken naar de juiste benaming, en het zou nog enige tijd duren voor men die van Magistri fabricae (fabriek- of kerk meesters) te pakken had. Iets nieuws: want dan weet men overmorgen niet meer, wie eergisteren tot die functie be noemd zijn, en de bijbehorende eigenna men blijven weg. Enige jaren later schijnt ook het kapittel van St. Walburg toegestaan te hebben, dat ook een deel van zijn bezigheden, tot meerder nut van de gemeente, op andere schouders werd overgeladen. Hier ont moeten wij de eerste kerkmeesters in 1358. Waar ons hier nog de oorspronke lijke stukken ten dienste staan en de in stelling van zo'n nieuw college voor de stadsgeschiedenis toch een zaak van be lang is, willen wij niet nalaten u deze keer uitvoerig op de hoogte te brengen, ook, omdat wij daarbij de gelegenheid zullen vinden een onwillekeurig vergrijp tegen een oude bekende uit de eerste helft van de 14e eeuw te herstellen. Eerder Zutphensche Courant van 3 apri 1920) hebben wij namelijk tot een straat type uit heer Borro's dagen bevorderd een zekere Lubbert Wemelooge, die wij zomaar inlijfden bij de vaste bezoekers van de toenmalige Zutphense Buitenso ciëteit "de Leugenbrugge". Het kwam omdat 's mans schilderachtige naam - die onthoudt men het eerst - ons door het hoofd speelde, zonder dat wij ons be paaldelijk herinnerden in welk verband wij hem ontmoet hadden. En nu blijkt achteraf, dat gemelde Lubbert misschien te voornaam was om tot dat illustere ge zelschap gerekend te worden. Er bestaat namelijk nog een stuk van 1302 - gaat uw stamboom ook zover te rug, waarde lezer? - waaruit blijkt, dat in het genoemde jaar ene Bernard Rex en Vrouwtje ("Vrowekina") zijn echtgenote, een jaarrente of huis verkochten uit hun erf in de Waterstraat, gelegen tussen de erven van Mense, de schoenmaker, en van Lubbert Wemeloogeaan Herman Kuipje (Cupekin), de peetoom van onze Kuipjesstraat (tegenwoordig verkeerd "Kuiperstraat). Dezelfde Lubbert Weme looge nu kwam in 1336 met zijn eega Eli sabeth voor de schepenbank, waar zij ge tuigden, dat ook zij uit hun huis een jaar rente van 20 stuivers in kleine penningen verkocht hadden aan Gerrit van Oorthui- sen, wat dus in goed Nederlands wil zeg gen, dat zij bezig waren hun huis met gouden dakpannen te dekken. De akte, daarvan opgemaakt, berust nog in het ar chief van St. Walburg, en daaraan is een tweede perkamenten brief, een zoge naamd transfix verbonden, gegeven in 1358 op vrijdag na Bartholomeüs Apostel (31 Augustus). Daarin nu getuigen de schepenen Hendrik Louwer en Hendrik Hoghe, dat Gerrit van Oorthuisen, ge zond van lichaam en ziel (daaruit blijkt wel, dat het nog iets zeldzaams was als men zoveel ineens gaf) tot een waar erf deel (in vero testamentohad overgege ven en vrijwillig had afgestaan, aan de meesters of verwaarders van de Zutphense kapittelkerk, voor de bouw en het onderhoud daarvan, bovengemelde jaarrente van 20 stuivers, gaande uit het huis van wijlen Lubbert Wemelooge, toen toebehorend aan Hendrik Schaerden- berchs. Magistris seu provisoribus collegiatae Ecclesiae Zutphaniensis, ad fabricam et conservationem ecclesiae eiusdemstaat er. Meteen duiken hier twee vragen op die beantwoord moeten worden voor wij ver der kunnen gaan. Wie waren zij en wie had hen benoemd? Onze stadsarchivaris heeft in 1895 in het Genealogisch-Heral- disch Archief de lange lijst gepubliceerd 64

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1996 | | pagina 18