heeft, die wei een steentje wilden bijdra gen voor het goede doei. Maar met zulke steentjes komt men niet ver bij zo'n reu zenarbeid. En evenals nu waren er ook toen velen die het zeer mooi vonden als buurman wat afzonderde voor kerk of to ren, maar zelf Dus schijnt men in het begin van de 13e eeuw op tal van plaatsen gezeten te heb ben met een halfvoltooide Romaanse kerk. Dat wil zeggen een kerk met lage zijbeuken en kleine rondboogvensters, zonder de nodige financiën om het bouwwerk te voltooien. Of het hier te Zutphen ook zo gegaan is? Wij weten het niet. Want - om de draad weer op te pakken - de Zutphense gees telijkheid was in dit opzicht ook al net als de andere mensen: zij bewaarde zorgvul dig alle stukken van waarde, schreef ze zelfs af in kopieboeken en dergelijke, maar betreffende de kerkbouw is er tot 1200 toe niets te vinden. Toch mogen wij wel aannemen, dat de Romaanse kerk een goede honderd jaar later, in heer Borro's tijd bijvoorbeeld, af was. Men had namelijk een middel ge vonden om uit de financiële nood te ko men, dat in volgende tijden, zowel hier als elders, uitstekende diensten bewezen heeft: de aflaatbrieven. Aflaat verlenen doet iedereen wel eens. Als kleine Jan in de les erg ondeugend is, gelast de meester hem op strafles te ko men: hij zal "de hele woensdagmiddag" moeten "schoolblijven". Maar als kleine Jan in de strafles heel deemoedig is, en kramp gekregen heeft in zijn hand van anderhalf uur pennen, dan strijkt meester de hand over het hart, en als het ventje nu maar berouwvol belooft, dat hij het niet weer zal doen, laat meester hem gaan en verleent daarmee aflaat, dat wil zeggen afslag of vermindering van straf. Zoals het op school gaat, gaat het thuis. En de roomskatholieke kerk, gewoon de gelovigen voor allerlei zonden, vergrij pen en tekortkomingen straffen op te leg gen, meende hetzelfde te kunnen doen wanneer een berouwvol zondaar ook door daden toonde zijn fout te willen herstellen. Zij verleende aflaat of afslag van straf iemand opgelegd {de sibi iniurictis penitentiis, was de geijkte term), wanneer de zondaar een behoorlijke bijdrage beschikbaar stelde voor de kerk bouw. De eerste aflaatbrief aan onze St. Wal burg verleend is niet meer voorhanden, maar dateerde, zoals ik in het Archief voor het Aartsbisdom Utrecht (1904) trachtte aan te tonen, van omstreeks 1215. Hij verleende tien dagen aflaat aan wie berouwvol een behoorlijke - dat wil zeggen naar zijn stand gepaste - bijdrage schonk voor de kerkbouw. De tweede, verleend in 1226 door Koenraad van Urach, kardinaal-bisschop van Porto en St. Rufina, berust nog altijd in het archief van de St. Walburg, en geeft twintig da gen aflaat aan allen, die op 1 mei (St. Phi- lippus en St. Jacobs - alsook St. Wal burgsdag Zutphense kermis) ons bede huis bezochten en "ter voltooiing van kerk en klooster" een behoorlijke bijdrage verstrekten. Zo ging men verder, terwijl het aantal dagen aflaat voortdurend klom. In 1392 berekende dan ook onze stads- schrijver Johannes van Dorenburgh, dat men op de verschillende feestdagen in de loop van het jaar, mits behoorlijk ge vende, in onze St. Walburg 1210 dagen aflaat kon verkrijgen, en daarenboven nog evenveel, als te verkrijgen was in het Broederenklooster. Van die tijd af zullen de inkomsten voor de kerkbouw wel danig toegenomen zijn. Maar wie nu menen mocht daarover ge gevens te zullen vinden in de archieven van het kapittel, heeft het mis: noch on der de losse stukken, noch in hun kopie boeken staat daaromtrent iets aangete kend! Het geld schijnt verbruikt te zijn zonder behoorlijke administratie, zonder enige poging het te kapitaliseren. En dat laatste was toch hoogst wenselijk, daar men voorzien kon, dat er ook in latere tijd nog wel wat te doen zou zijn aan zo'n bouwwerk. 61

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1996 | | pagina 15