prees aan de hand van een boekje, door de directie van de "Hollandsche Gasfa briek te Amsterdam" uitgegeven, die ver lichting om verschillende redenen aan. Met een staatje van de prijzen van kaarsen en olie, vergeleken met die van het gas, werd aangetoond dat "als het gaz 4,50 de cub. voet kost, het 1/5 bedraagt van den prijs der kaarsen, 1/3 van dien der olie enz. Het groote verschil van prijs valt ter stond in het oog, maar daarentegen is de aanschaffing van het toestel tot branding kostbaar; dit toestel is echter door het ge bruik van gaz spoedig uitgenomen". Op 2 februari 1857 besloot de raad - op nieuw! - de gasverlichting publiek aan te besteden. Dit besluit was gegrond op de overweging, dat, als iemand van stads wege met het toezicht op de gasfabriek werd belast, geen van de raadsleden in staat zou zijn deze ambtenaar te contro leren "of hij winste doet met de vorderin gen der wetenschap". Vijf maanden later viel eindelijk het be sluit, dat de gasfabriek gebouwd zou wor den op het vroegere exercitieveld van de pontonniers naast het Bourgonjebolwerk. De burgemeester werd gemachtigd om daartoe de nodige concessies aan te vra gen. Als gevolg daarvan werd bij K.B. van 27 januari 1858 aan de gemeente ver gund een gasfabriek te bouwen. Bij de op 3 juli 1858 gehouden aanbe steding van de gasverlichting waren tien biljetten ingekomen. Aan de heer J.Ph.J. Heintz, gedelegeerde 1 e klasse van de Staatsloterij, die het laagst, voor 5.840 per jaar, had ingeschreven, werd het werk gegund. Ofschoon hij de enige con tractant was, beheerde hij de gasfabriek niet alleen: hij had als compagnons de heren G. Albrecht, pachter van de stads- watermolens aan de Berkel en W.G. Muyderman. Ook hadden verschillende ingezetenen geld in deze onderneming gestoken, die dus eigenlijk als een bedrijf met aandeelhouders te beschouwen was. Blijkens de opvolgende gemeenteversla gen was de overheid al dadelijk bijzonder ingenomen met het werk van de aanne mer van de gasverlichting. Zo lezen we in het verslag over 1858: "Sedert 2 maanden is de gaz-verlichting in werking en vol doet uitstekend". Pleinen, straten en brug gen werden 'uitmuntend' verlicht, maar in 1863 "had een enkele storing in de verlichting plaats door een ongeregelde werking van de fabriek, veroorzaakt door het gebruik van met zeewater bezwan gerde steenkolen". In 1861 waren aan de fabriek 7 arbeiders werkzaam, met weeklonen van 5 tot 8 gulden, 7 opstekers verdienden 30 cent per avond. Ook waren er nog 4 arbeiders die afwisselend werkten tegen een loon van 6 a 7 cent per uur of 70 tot 90 cent per dag. Tegenslag bleef echter niet uit. In 1862 werd de prijs van het gas verhoogd van 14 naar 17 cent "per stiere", zoals men toen zei. Dat lokte een heftig verzet uit. Een onbekende dichter maakte er dit versje op: Het is een feit in Zutphen's Stad Dat men drie oude Burgers had 't Was AlbrechtHeintz en Muiderman Die wilden 't onderst uit de kan Doch kregen louter voor de leus De deksel midden op hun neus. Eén dezer was een groote gek De ander had veel aan zijn bek De derde een oude molenaar Hier mede was het driespan klaar Doch zie wat wordt door hun gedaan Ze waagden 't gas weer op te slaan Drie centen moesten er weer bij Tot ongerief der burgerij. Een vergadering werd er toen belegd Waar na hun 't gas werd opgezegd Daar stonden zij nu bij elkaar En zeiden: ja 't geval is raar Wij houden toch ons woord gestand Al raakt ook al het gas van kant Al komt men ook met groot getier Haalt meters daarhaalt meters hier. Doch Markus sprak met edelen zwier: Eerwaarde burgershoort eens hier Ik ben er voordat onze zaak Op heden avond wordt volmaakt. 57

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1996 | | pagina 11