De botermijn, ondergebracht in de huidige burgerzaal. (Foto: Archief G.O.Z.)
algemene Nederlandsche Zuivelbond op
te richten.
Inmiddels had de bond in 1899 in Zut-
phen een botermijn opgericht, die vooral
de eerste jaren een sukkelend bestaan
leidde. De vele beloften om regelmatig in
te zenden werden bijna evenveel keren
niet nagekomen. De hoop werd toen ge
vestigd op een combinatie met Drenthe,
waar men er over dacht in Meppel een
botermijn op te richten. Hierdoor zou het
aan te bieden quantum stijgen. Maar eer
deze plannen voldoende vaste vorm kre
gen, bleek dat er, als gevolg van onvol
doende controle op de mijn-exploitatie,
een tekort was van 1.647,-. Dit bedrag
was vele keren groter dan de totale jaar
lijkse contributie van de bond, zodat be
stuur en vereniging een zware tijd door
maakten.
De eerste jaren
Oprichter en eerste voorzitter was de
heer C.J. Bieleman. Toen hij in 1901
heeft boterinspecteur in rijksdienst werd,
droeg hij het voorzitterschap over aan de
heer De Lange, fabrikant te Vriezenveen.
Het oprichtingsbestuur bestond verder uit
de heren Kronenburg, secretaris, onder
wijzer te Eefde, Plegt, eveneens onderwij
zer en voorzitter van de fabriek te Ros-
sum, Jansen uit Didam, aannemer en
Heering uit Oene, winkelier. In dit be
stuur zat geen enkele boer of directeur.
Het waren dan ook anderen dan boeren
die de coöperatie tot ontwikkeling brach
ten.
Op 1 oktober 1901na vijf jaar zuivel
bond dus, waren er 25 leden, waarvan er
nog 5 met handkracht werkten. De geza
menlijke melkaanvoer was 43 miljoen li
ter. In het bestuur zaten ook nog de heren
Kronenburg en Plegt en voorzitter De
Lange. Bovendien was een drietal direc
teuren in het bestuur opgenomen: de he
ren Zwart uit Borculo, Nienhuis uit Vor-
den en Fokkens uit Angerlo.
Nog steeds had geen enkele boer zitting
in het bestuur. Adviseurs van de Bond
waren de zuivelconsulenten Hylkema in
Gelderland en Croesen in Overijssel.
30