Het gebouw van de G.O.Z. vóór de sloop van de witte vila. (Foto Reesinck, Zutphen.
Archief G.O.Z.)
werd gestimuleerd door de toepassing
van nieuwe ontwikkelingen. Zo kon ge
werkt worden met de handcentrifuge en
de tuimelkarn en later kon men de melk
machinaal ontromen.
De eerste zuivelfabrieken waren allemaal
particuliere inrichtingen of meierijen, zo
als ze toen vaak genoemd werden. De
boer leverde zijn melk tegen een over
eengekomen prijs en daarmee was voor
hem de kous af. Toen bleek dat dergelijke
ondernemingen winstgevend waren (de
boterprijzen waren toen hoog) ging men
denken aan het zelf exploiteren van een
zuivelfabriek voor gemeenschappelijke
rekening.
De eerste coöperatieve zuivelfabriek in
ons land werd opgericht op 20 juni 1886
in het Friese Warga door 23 boeren die
samen 715 koeien hadden.
Gelderland
De eerste coöperatieve zuivelfabriek in
Gelderland en Overijssel begon haar
werk in 1891 in Didam. Kennelijk was
het Friese voorbeeld tot Gelderland door
gedrongen, want twee Didammer notabe
len ondernamen in de winter van 1890
1891 een reis (per open rijtuig) door
Friesland om te kijken hoe men het daar
deed. Weer anderen richtten de blik op
het zuiden van ons land en bezochten de
zuivelcoöperatie in Tungelroy; daar was
een handkrachtfabriek van bescheiden
omvang.
De inrichting van het fabriekje in Tungel
roy was primitief: een meetemmer, een
vuurpot om de melk in voor te warmen,
een handcentrifuge, een handkarntje en
een kneder. De huur van het gebouw be
droeg 50 gulden per jaar en de inventaris
kostte 600 gulden. Er werkten een baas
en één assistent.
Die fabriek heeft overigens vaak als voor
beeld gediend voor de vele handkrachtfa-
briekjes in het zuiden van Gelderland.
Na 1891 werden tientallen op coöpera
tieve grondslag werkende zuivelfabriekjes
opgericht. Gelderland telde 19 "bedrij
ven", waarvan 11 op stoom, die met el
kaar 18 miljoen liter melk ontvingen.
26