vogel (in de Bronsbergen op een stuk
land van H.J. Nusink) 2. tot het houden
van gezamenlijke vossen- en hertenjagten
(op de Veluwe en in de Graafschap) voor
het doden van schadelijk wild op 3 no
vemberde feestdag van de patroon der
jagersSt. Hubertus.
Aanvankelijk betaalde men als lid twee
gulden; militairen die hier tijdelijk in gar
nizoen lagen, betaalden niets. Tot jacht-
bode of oppasser - die zich later moest
voorzien van een witte kiel - werd aange
steld een zekere Horné. Hij verdiende
één gulden aan de schietoefening en
twee kwartjes meer aan de jachtpartij.
In 1847 maakte Horné plaats voor Vre-
degoor. Volgens omwonenden werd er
zelfs een speciale oppasserswoning ge
bouwd, op de plek waar thans de dub
bele witte woning achter het ziekenhuis
staat. Gedurende het zomerseizoen be
legde men op Bronsbergen elke vrijdag
zogenaamde schietvergaderingen onder
toezicht van F. baron van Rhemen (presi
dent) en Van der Meij (veldwachter). Het
wedstrijd- of prijsschieten moest bijvoor
beeld op een afstand van 20 schreden
plaatsvinden, ongeacht de wijze van
schieten en de inzet van de pot. Het
spreekt vanzelf dat de kastelein van 't Ha
renberg zorgde voor de nodige lafenis,
zoals thee, rode wijn of Rijnwijn, die ge
leverd werd door Mispelblom Beijer. Aan
het kurkengeld hield de herbergier twintig
cent per fles over. De bediening werd
nogal op prijs gesteld, want spoedig werd
het kurkengeld opgetrokken naar een
kwartje. Wunderinks meid, Janneke,
mocht zelfs voor vier gulden een nieuw
jak kopen. De goedgemutste jagers ken
den Wunderink soms een gratificatie van
tien gulden toe. Deze goede verstandhou
ding heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen
dat men voor het oefenen bij Wunderink
land gaat huren voor de duur van zes
jaar.
In oktober 1837 werd de houten schiet
tent, met bijbehorend meubilair, afgebro
ken en overgebracht. Op advies van Swa-
ving, secretaris en groot-ceremoniemees
ter, dokten de leden elk 2,25 voor de
plaatsing van een ijzeren schijf, die hele
maal afkomstig was uit Kleef.
Stadstimmerman Lijsen maakte een be
groting van kosten op, toen bleek dat de
tent moest worden vergroot voor een aan
gepaste paalbeschutting en dito vogel
schacht. Het prestatievermogen van de
schutters kreeg door premies een stimu
lans, zoals ter gelegenheid van de ver
jaardag van koning Willem I, bescherm
heer van de scherpschutters. Voor het ra
ken van romp, kop of vleugel van de
vogel loofde men een weitas, een hagel-
zak of een kruithoorn uit. Voor het schie
ten op de schijf - uit de hand of over de
mik - ontving men een geslepen glas of
pompstok. De premie op het vertoon van
een moervos of rekel ad één gulden bleek
binnen een straal van vijf kwartier gaans
van Zutphen nauwelijks voor te komen,
zodat deze werd afgeschaft.
Voor de variatie schoot men "op een
langs een ijzeren draad heenlopende
haas, enige wilde duiven en wilde konij
nen." Een bijzondere prestatie leverde
schutter R. Bonks, door op een afstand
van 60 schreden op het pad midden voor
de schijf een duif de kop af te schieten.
Niet altijd bleek het jagen een succes. In
het aangrenzende bos van de heer Van
Lamsweerde draaide een vos eens een
loer in plaats van omgekeerd. Door de
voorbarige vreugdeschoten van de heer
De Haas ziet de vos kans het bos te verla
ten op een punt, waar de drijvers hem
niet verwachten. "De jager van de heer
Sloet, Willem ten Elze, haastte zich den
vos mis te schieten, hetgeen niet te ver
wonderen is, wanneer men in aanmer
king neemt, dat de vos reeds zo ver ver
wijderd was, dat hij van denzelven bijna
niets meer konde onderscheiden."
Doorgaans verkocht men de jachtbuit of
kwam de opbrengst ten goede aan de ar
men. Soms werd een dier opgezet, ter op
luistering van de jagersbijeenkomsten.
Op hoogtijdagen nodigde men ook wel
het Corps der Stedelijke Muzikanten of
Hoornblazers uit "om de lachspieren op
te rekken."
58