ren gehouden, die nooit enige politieke zeggenschap hadden gekend, en de laat ste tien jaar keer op keer de vernedering van ondergeschiktheid hadden moeten ervaren, was 4 februari een feestdag. De Eerste Dag der Vrijheid. Het Committé Revolutionair en de Provi sionele Representanten bestonden dan ook bijna geheel uit personen die nauwe lijks bestuurlijke ervaring hadden opge daan. De eerste maanden van 1795 zijn alleen al om die reden buitengewoon interes sant. Alles stond op losse schroeven, de rechtspraak, de wetgeving, de instituties. En overal doken mensen op die meenden recht te hebben op opengevallen ambten, op een verzekerd inkomen, op ondersteu ning, op inspraak, op zeggenschap. Grote held in de eerste uren van de revo lutie in Zutphen was Govert Anne Ver- stege, de oud-schepen die in 1788 het veld moest ruimen vanwege zijn houding in de jaren ervoor. Hij werd door een commissie bestaande uit twee leden van het Committé Revolutionair en twee bur ger-officieren 'voorgegaan door twee roe- dendragers met de stadsroeden langs de geschaarde burgerij onder 't slaan der trom en 't presenteren hunner geweren ten raadhuize ingeleid, in de vierschaar voor de balie gebracht, en aldaar door den burger J.C. van der Muelen, evenals zijn mede representanten geïnstalleerd. Aan de oudste van de drie nieuwe secre tarissen werden de sleutels van de kanse larij en die van de zegelkist overhandigd. Dat betekende symbolisch dat het nieuwe gezag bevoegd was officieel in naam van de stad, alle archiefstukken in te zien en nieuwe stukken op te stellen en te voor zien van het validatiemiddel bij uitstek: het stadszegel. Als eerste werd aan het nieuwe bestuur verzocht een vrijheidsboom te laten plan ten als symbool van de nieuwe tijd. De situatie in de eerste dagen na 4 febru ari was zeer verwarrend en chaotisch. De belangrijkste taak die het nieuwe bestuur, dat zich municipaliteit noemde, te wach ten stond was het onderbrengen van de Franse soldaten. En dat bleek in de prak tijk ook meteen de moeilijkste taak te zijn. In de eerste plaats moesten de solda ten bij de burgers in huis worden inge kwartierd. Een uiterst vervelende klus, aangezien niemand stond te wachten op het opnemen van militairen in zijn of haar huis. Om dit toch enigszins in goede banen te leiden werd een 'commissie ter biljettering' opgericht die inkwartierings briefjes uitdeelde. Sommige inwoners kregen twee, anderen soms nog meer Fransen toegewezen. Protesteren was aan de orde van de dag en het werk van deze commissie was zwaar en ondankbaar. In de tweede plaats moesten de soldaten bevoorraad worden en daar draaide de stad voor op. Zo werd op 9 februari op kosten van de stad, 1.600 pond rundvlees geleverd, op 11 februari nog eens 1.700 pond en op 13 februari eveneens 1.700 pond. Aan de lopende band werd het nog beschikbare vee geslacht. De voorraden namen in ras tempo af. Door de aanhoudende strenge vorst was er constant gebrek aan brand stof. Er volgden bepalingen die moesten voor komen dat voedsel de stad verliet zonder medeweten van het stadsbestuur. Door dat bovendien de stadskas bijna leeg was, kon nauwelijks worden betaald voor de geleverde goederen. En aangezien de Franse soldaten uitsluitend beschikten over de in Zutphense ogen waardeloze assignaten als betaalmiddel, raakte het geldcircuit in verwarring. Leveranciers wilden deze assignaten niet aannemen, met als gevolg dat de soldaten kwaad werden, geweld gebruikten, en zich de spullen eigenmachtig toeeigenden. Bo vendien wilden de Fransen een wisseltruc toepassen door voor een kleinigheid met assignaten te betalen die veel meer waard waren en als wisselgeld hiervoor Hol lands geld te eisen. En in de derde plaats moesten de Franse gewonden en zieken verpleegd worden. Ook het omliggende platteland had het zwaar te verduren. Plunderingen waren 76

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1995 | | pagina 22