deel van het Kwartier in handen hadden en een bevel vanuit de Staten uiteraard Fransgezind zou zijn. Ook de burgerij verzocht op die dag de magistraat de stad niet te verdedigen. Daarmee ging het stadsbestuur akkoord, onder de voor waarde dat er geen ordeverstoringen zou den zijn. Op 31 januari vond overleg plaats tussen burgerij en regering. Wat vele jaren on mogelijk bleek gebeurde dan toch, onder de naderende dreiging van de wapens. De burgers van Zutphen eisten hun gewe ren terug die hun in 1 787 waren afgeno men. Blijkbaar waren deze wapens van de burgercompagnieën verborgen, want de magistraat stemde met het verzoek in, en liet de wapens te voorschijn komen. Eigenlijk had het stadsbestuur deze wa pens al eerder willen teruggeven, maar deinsde daar voor terug uit vrees het on genoegen op te roepen van de ingekwar tierde militairen. Althans dat standpunt nam de magistraat in. Op 2 februari besloot men dat de afge vaardigden van het stadsbestuur en een commissie uit de gemeenslieden de Franse soldaten tegemoet zouden gaan en hen met een toespraak welkom heten. Pas op de ochtend van de 4e februari ver trokken de laatste keizerlijke troepen. Direct daarop kwam een commissie van burgers in de raad met de mededeling dat men van plan was de Franse nationale kokarde op te steken 'en wel ligt nog an dere bewijzen van vrolijkheid te geven'. De magistraat beloofde hun niets in de weg te leggen. Men kon natuurlijk ook niet anders. Daarop volgde dan de feite lijke omwenteling. In het Zutphense Me morie- en Resolutieboek staat dit belang rijke moment als volgt opgetekend: Nadat de burgerij het juk der dwingelan dij afgeworpen en de alarmklok der vrij heid had doen aantrekkenverschenen eenige honderden burgerswaar onder een menigtewel gewapendvoor het Wijnhuis op de markt. Een committé re volutionair uit de burgers bekleed wor dende door Jan Ca rel van der Muelen, Theunis WittenbergCerrit Jan Wyers Govert Anne Verstege en Johan Weerts beklommen de puye van het Wijnhuis en na een korte doch wel gepaste aanspraak aan hunne medeburgersbreder bij een gedrukt exemplaar daarvan te zienpro poneerde dezelve aan de aldaar bijeen verzamelde burgers tot derzelver provi- sioneele representanten de burgers Ber nard Joost VerstegeGerrit jan Harmsen, Johan Haesebroeck, Frederik Christiaen Colenbrander, Ludolph van Heeckeren en Joost Isaak Sluiter. FHet zo gevormde Committé Revolutionair ontbond direct het college van gemeens lieden, bestaand uit de trouwe aanhan gers van de stadhouder. Ook het vertrou wen in het stadsbestuur werd opgezegd. Toch kwam het in deze spannende uren niet tot bloedvergieten en afrekening. De 19e-eeuwse stadsgeschiedschrijver Tadama formuleerde het zo: 'Overigens rekenen wij evenmin aan den magistraat de gedwongen toegeeflijkheid tot eer, als aan de burgerij de heldhaftigheid der om wenteling. Beiden handelden echter ver standig: de een door toe te geven, toen verder volhouden slechts tot nutteloos bloedvergieten kon leiden; de ander door de omwenteling niet te beginnen voordat zeker was dat er geen tegenstand zoude worden geboden'. Het is aardig om deze scherpzinnige ana lyse van Tadama te vergelijken met de opmerkingen van de historicus Wagenaar waarin de heldenrol van de burgers breed uitgemeten is. Tadama wist toch de ge beurtenissen, zoals zo vaak, in het juiste perspectief te plaatsen. Dat neemt niet weg dat de omwenteling een grote schok teweeg moet hebben ge bracht. De oude heersende elite was haar bevoorrechte positie kwijt, had niets meer te vertellen en zag zich omringd door een uiterst vijandige omgeving. Perspectief op directe verbetering van de situatie was er niet. Stadhouder Willem V was gevlucht naar Engeland, en het Franse leger leek oppermachtig. Voor de burgers in de stad, die sedert mensenheugenis buiten het bestuur wa- 75

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1995 | | pagina 21