het vaderland. Deze genootschappen
maakten in de tweede helft van de 18e
eeuw dan ook een enorme bloei door.
Maar liefst 52 officiële genootschappen
werden tussen 1748 en 1808 opgericht,
terwijl daarnaast nog vele gezelschappen,
met meer of minder vaste regelgeving, het
levenslicht zagen.
In een samenleving waarin de burgers
zich in toenemende mate ontwikkelden
tot zelfbewuste individuen, maar versto
ken waren van politieke invloed, moest
op den duur deze groeiende spanning
zich ontladen. In Zutphen, waar de re
genten-elite zich in de 18e eeuw tot een
hecht gesloten gemeenschap had ontwik
keld waartoe zelden of nooit nieuwko
mers konden toetreden, zien we dit pro
ces dan ook op een aantal momenten
scherp in beeld.
De stad werd bestuurd door 12 schepe
nen. Zij werden sedert 1749 om de drie
jaar benoemd door de erfstadhouder en
waren in feite belast met het bestuur van
de stad en het schependom. De activitei
ten van de magistraatsleden beperkten
zich niet alleen tot de eigenlijke taken als
het uitoefenen van dagelijks bestuur en
het handhaven van recht en orde (justitie
en politie). Zij bekleedden ook allerlei
functies in stedelijke instellingen, zoals
de gasthuizen en het Burgerweeshuis. Zij
hadden zitting in kwartierlijke en lande
lijke commissies. En zij mochten, volgens
strikte regels, onderling de vele baantjes
in de stad naar willekeur vergeven. De
benoeming door de erfstadhouder om de
drie jaar had in feite geen andere inhoud
dan dat de zittende regenten van periode
tot periode werden herbenoemd. Van het
aantal schepenen dat in Zutphen tussen
1749 en 1795 deel uit maakte van de ma
gistraat bekleedde iets minder dan 50%
20 of meer jaren deze functie. Deze
oligarchische groep regenten kon in de
samenleving in toenemende mate reke
nen op weerstand. Deze protesten waren
niet zozeer gericht op het omverwerpen
van de bestaande orde of op het oprich
ten van een revolutionaire beweging,
maar vooral op het verkrijgen van invloed
op het dagelijks bestuur. Van oudsher
kenden in Zutphen de burgers het recht
om via de gilden en het college van ge-
meenslieden gekend te worden in alle be
langrijke beslissingen, die het leven in de
stad beïnvloedden.
Vroeger hadden ze zelfs het recht gehad
schepenen aan te stellen, maar door het
Regeringsregelement van 1675, na het
Rampjaar, waren deze privileges sterk be
knot. Een groot percentage van de bevol
king voelde zich buiten spel gezet, juist
in een tijd waarin de bewustwording en
het gevoel van eigenwaarde bij bepaalde
delen van de stedelijke burgerij steeds
groter werden.
Een confrontatie met een vast in het zadel
zittende kleine groep regenten was het
gevolg. De jaren '80 van de 18e eeuw
zijn aan Zutphen niet ongemerkt voorbij
gegaan, en vormen een belangrijk voor
spel voor de gebeurtenissen van het jaar
1795.
Laat ik, als achtergrond, iets meer vertel
len over de feitelijke politieke situatie tus
sen 1 783 en 1 787. Twee groeperingen
stonden in de stad lijnrecht tegenover el
kaar. Enerzijds de aanhangers van de zit
tende magistraatsleden, die steun betuig
den aan de politiek van erfstadhouder
Willem V, en anderzijds diegenen die
ijverden voor het herstel van de oude pri
vilegiën, die gilden en gemeenslieden
vroeger genoten hadden. Maar ook per
soonlijke motieven hebben in dit conflict
meegespeeld, zoals het verlangen einde
lijk een plaats als schepen te verwerven.
Beide groepen werden aangevoerd door
kleurrijke en krachtige figuren, die niet al
leen de tweedracht onder de burgers
weerspiegelen maar ook de facties in de
Ridderschap.
Leider van de Oranje-aanhangers was on
getwijfeld August Robert van Heeckeren
tot Suideras. Hoezeer hij gehaat was bij
zijn tegenstanders blijkt wel uit een pam
flet dat dateert uit 1 784. Op 6 december
van dat jaar verscheen de zevende uit
gave van wat toen heette de 'Zutphen-
sche Courant'. Een patriotse publikatie
72