Richard Hermans De 18e eeuw heeft zich in vele opzichten onderscheiden van andere eeuwen. Er ging een bepaald elan van uit, nieuwe gedachten ontwikkelden zich uit oudere opvattingen en ideeën. Niet voor niets spreekt men van de eeuw van de Verlichting. Door de sterke groei van de wetenschappelijke kennis, op velerlei terrein, groeide het bewust zijn van de Westeuropese mens. Bijgeloof maakte meer en meer plaats voor weten schappelijke analyse en feiten. Het ongrijpbare en onzichtbare werd tastbaar en zichtbaar gemaakt. Door nieuwe instrumenten, zoals de microscoop, of door nieuwe theorieën op het terrein van de fysica, en geneeskunde. De mens werd geleerder, leerde althans in toenemende mate lezen en schrijven, werd geletterder, minder kwetsbaar, weerbaarder, en zelfbewuster. Er ont stond een groeiende belangstelling voor de eigen geschiedenis en literatuur en vooral ook in de toekomst. Een toekomst die niet afhankelijk was van willekeur en toeval, maar vooral en bovenal maak baar. Deze nieuwe, optimistische visie op de wereld en de mensheid, vond in onze landen vooral uitdrukking in een nieuwe benadering van natuurwetenschappelijke problemen, gebaseerd op de ideeën van de fysico-theologie. Met name Bernard Nieuwentijt, die leefde van 1654 tot 1 718 geldt als exponent van deze stroming in ons land. Centraal in zijn hoofdwerk Het regt gebruik der wereldbeschouwingen ter overtuiginge van ongodisten en onge lovigen stond de opvatting dat het be staan van God onomstotelijk viel af te lei den uit de bestudering van de natuur. Het waren vooral de dissenters, dus zij die niet behoorden tot de officiële gere formeerde leer, zoals Doopsgezinden, die in de eerste helft van de 18e eeuw de na druk legden op de harmonie in de natuur. Gods grootheid en goedheid kon door elk welwillend mens vastgesteld worden via eenvoudig onderzoek en natuurweten schappelijke experimenten. Deze van oorsprong sterk religieus getinte benade ring van de wetenschap kreeg in de Re publiek veel aanhang, ook onder het ge reformeerde gedeelte van de bevolking. Predikanten waren enthousiast en deden zelf actief mee aan de beoefening van deze vorm van natuurwetenschappen. De definitieve doorbraak van deze opvat tingen kwam met de publikatie van De catechismus der Natuur, in 1 777, van de hand van onze Johannes Florentius Marti net. Dit werk van hem werd maar liefst 15 keer herdrukt en verscheen in vertalin gen in het Duits, Engels en Maleis. Door zelf actief en praktisch bezig te zijn, kon de mens vaststellen dat God het goed met hem voorhad, dat hij leefde in de beste der mogelijke werelden en dat hij zelf kon bijdragen aan een betere toekomst. Door de economische malaise als gevolg van de vierde Engelse Oorlog, was er be hoefte aan initiatieven die de vastgelopen economie weer op gang konden brengen. Door geloof te hebben in eigen kunnen, kwam men tot allerlei nieuwe plannen en ideeën. Niet het minst droeg hiertoe de oprichting van zogenaamde geleerde ge nootschappen bij. Dit waren clubs van gelijkgestemden die door het uitwisselen van kennis en informatie werkten aan de verbetering van de mensheid in zijn ge heel. Wilde men het eigen vaderland op stuwen in de vaart der volkeren, dan moest men niet lijdelijk toezien, maar diende men de handen uit de mouwen te steken. Door het uitschrijven van prijsvra gen, door het houden van lezingen en cursussen, door het houden van weten schappelijke experimenten, kon men zich nuttig maken voor de stad, het gewest en 71 De ware vrijheid: Zutphen in 1795 (1)

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1995 | | pagina 17