van onze boerderij. De witte vlag staat op de schuilkelder en ze stoppen op 200 m. Ik neem mijn pet af en zwaai end met de pet loop ik hen tegemoet roepend "Good-day", want ik wist niet beter wat ik op dat moment zeggen kon. Van de Canadezen stapten enkelen uit en gaven mij de hand, aan Hakvoort, zijn personeel, zijn gezin, mijn gezin en de 7 onderduikers. Een officier vroeg direct of er nog Duitsers waren. Die waren er niet meer, maar wel een paar kilometer verder, in het bos. Hij ging met mij een eind die richting uit, de zandweg met een verrekijker afzoekend. Intussen deel den de soldaten cigaretten uit en kwam mevrouw Hakvoort met eieren en melk aandragen, wat zeer welkom was. Na 10 minuten oponthoud kregen de tanks via de radio bericht terug te gaan naar Harfsen-Dorp. Uit de summiere dagboekaantekeningen blijkt ook dat we intussen als één grote Hakvoort-familie functioneerden. De beide ouderparen waren bevriend gewor den, vertrouwden elkaar en deelden lief en leed. Het zou de rest van hun leven blijven! Na de bevrijding raakte alles in een stroomversnelling. Mijn ouders mét de andere Ven lose lotgenoten, wilden zo vlug mogelijk terug. De brief die mijn ouders hadden meege geven aan de fraters van Joppe, was via allerlei omwegen bij onze familie in Limburg terecht gekomen. Jan was bij Leeuwarden beland en had in Tegelen laten weten dat hij onderweg was. De mogelijkheid dat Jan in onze omgeving zou stranden met de vele andere terug kerende evacuées uit het noorden, was niet uitgesloten. Gerard, mijn broer, en Gerard Selen, z'n vriend, zochten in Gorssel, Eefde en Deventer de passanten huizen af en informeerden naar de gere- gistreerden. Ze brachten een krant mee, De Oost-Gelderlander, waarin een offi ciële bekendmaking van de burgemeester van Venlo stond dat niemand uit het noorden mocht terugkeren zonder vooraf gegeven toestemming van zijn kant. Het was toen 3 mei. Op 11 mei ging ons hele gezin naar Gorssel. Bij het Rode Kruis moesten we gekeurd worden, verder was er nog politieonderzoek, en onderzoek naar politieke betrouwbaarheid. Alles was in orde. Vier dagen later zouden we vanuit het passantenhuis in Eefde vertrekken. Om 10 uur kwam er echter bericht dat er geen vrachtauto's beschikbaar waren. Teleurgesteld probeerden we onze ba gage ergens onder te brengen en terug te lopen. Op 1 7 mei was er een tweede poging; we moesten om 7 uur in Eefde zijn. Om 9 uur kwam een verhuisauto voorrijden. Er moesten 65 mensen - en hun bagage - mee. Toen klapte moeder in. Uiteindelijk gingen mijn broer en vader mee. Wij weer terug. Op Eerste Pinksterdag, 20 mei, kwamen we uit de kerk. Een meneer uit Gorssel bracht een briefje met het verzoek om om 7 uur 's avonds in Gorssel klaar te staan. Het briefje was van vader! We konden vanaf Gorssel meerijden naar Venlo. Maar, in Deventer kwamen we de brug niet over. We hadden blijkbaar geen goede papieren. Eindelijk mochten we door. Intussen barstte het onweer, dat al aangekondigd was, los. Maar we reden! Naar Venlo! Uit het dagboek van mijn vader Pinkstermaandag 21 mei Vanmorgen om 5.30 uur worden we wakker gebeld en komen Mina en de meisjes lachend en juichend binnenval len. De gehele nacht zijn ze doorgereisd, door regen en onweer, achter op de klep van een open vrachtauto, vanaf gister avond 19.30 uur uit Gorssel. We zijn Goddank weer allen bij elkaar en blijven voorlopig bij moeder thuis, totdat we naar Venlo kunnen gaan. 69

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1995 | | pagina 15