ren voor het huwelijk en een welgestelde
vrouw werkt niet - moeten we constate
ren dat zij een moeilijke positie heeft ge
had. Het was in de geest van de tijd niet
verwonderlijk dat de kinderen haar uit
jouwden.
Daar kwam nog bij dat onderwijs geven
aan deze jonge kinderen niet hoog in
aanzien stond. Als je helemaal niets kunt,
kun je altijd nog meesteres worden.
Wat voor werk had een 18e-eeuwse
vrouw? Rijke vrouwen werkten niet maar
sleten hun dagen met borduren en visites
afleggen. Maar in haar huis vinden we
wel werkende vrouwen. Laten we haar
eens een bezoek brengen:
De dienstbode bracht koffie of thee. De
gang werd geschrobd door een Twentse
meid - moffin genoemd - die ingehuurd
was voor het zware werk. Deze moffin
nen werden door de stadsmeiden met de
nek aangekeken. Mevrouw werd 's och
tends gekleed door een kameniertje, een
in de gunst van mevrouw gevallen dienst
meid. Als mevrouw zeer welgesteld was
had ze een echte kamenier, een welopge
voede burgerjuffer.
Mevrouw laat zich verzorgen.
Als mevrouw kleine kinderen had,
zoogde ze deze niet zelf. Daarvoor was
de minnemoeder ingehuurd. Deze vrou
wen hadden een vreemde positie in het
huis. Waar mevrouw met haar kind ging,
ging zij ook. Ze werd op haar wenken be
diend, haar zog moest immers goed zijn.
Aan de andere kant werd ook zij door de
dienstmeiden veracht: het was een geval
len vrouw, meestal een bedrogen vrijster.
De meiden kenden geen mededogen: zij
zal zich wel met opzet hebben laten be
driegen!
In 1795 telde Zutphen elf vrouwelijke
ambtenaren. Bij een aantal beroepen
zouden we niet zo gauw een vrouw ver
wachten. Er was een portierster, die bij
één van de stadspoorten op het volk lette
dat de stad in- en uitging. Het turfmaga-
zijn had een magazijnmeesteres. De we
duwe Schoonhoven was veerschipper op
Amsterdam en op de postwagen op
Deventer reed de weduwe Huerman. De
schooljuffrouw was te verwachten, even
als de vroedvrouwen. Sinds de Middel
eeuwen had de stad al wijzemoeders in
dienst. Deze vroedvrouwen werden rede
lijk betaald, maar ze stonden niet hoog in
aanzien. Een echt vrouwenberoep was
het werk op de bleek, waar wasgoed in
de zon gebleekt werd.
De rechten en plichten van ambachtslui
en handelaren werden sinds de Middel
eeuwen door gilden beschermd. Om lid
te kunnen zijn van een gilde, moest men
burger zijn. Zoals vrijwel alle middel
eeuwse steden kende Zutphen het ver
schil tussen burgers en inwoners van de
stad. Burgers hadden meer rechten en
plichten dan inwoners, zoals het recht op
kostwinning en militaire verplichtingen.
Iemand was burger als de burgereed was
afgelegd en de stad betaald. Burgerschap
kon ook verworven zijn door huwelijk of
erfenis. Mannen die een burgerdochter
trouwden, konden voor half geld zelf bur
ger worden. Vrouwen konden wel op
persoonlijke titel de burgereed afleggen.
Maar dit was niet gebruikelijk: in de pe
riode 1478-1806 legden maar 70 vrou-
41