Marsch aan rode loop was overleden,
weigerde het stadsbestuur het kind in de
Walburgskerk te laten begraven. Mensen,
die buiten de stad aan rode loop waren
overleden, moesten ook buiten de stad
worden begraven! Het stadsbestuur
schrok er ook niet voor terug om de ver
tegenwoordigers uit Nijmegen en Arnhem
op de komende buitengewone landdag te
vragen in verband met de rode loop niet
in Zutphen te willen overnachten! Omdat
in Zutphen nog maar in een paar gezin
nen dysenterie was en in Arnhem veel
meer, werd aan de magistraat van Arn
hem voorgesteld om de voerlieden van
de postwagen gedurende 6 weken in Die
ren te laten wisselen. Een maatregel om
verspreiding van de ziekte tegen te gaan
betrof ook het gebruik van doodskleden.
De boekhouder van de diakonie kreeg
van de stad 80 gulden voor de aanschaf
van een doodskleed en rouwmantels ten
behoeve van het Vreemde Weeshuis voor
het begraven van slachtoffers van de rode
loop5.
Inmiddels was de eerste rode loop-patiënt
van Tengbergen, Jan Vroessink van de
Barlheze, overleden. Dit plaatste de
vroede vaderen voor de vraag of er ook
voorschriften nodig waren voor het be
graven van deze patiënten. Helaas waren
er op deze 18e augustus te weinig raads-
vrienden aanwezig om een definitief be
sluit hierover te nemen. Voorlopig werd
bepaald dat de overledene zonder te ont
kleden zal gekist en zonder omslag
zoodra mogelijk ter aarde besteld
worden. Vijf dagen later besloot de raad
acht personen aan te trekken tot handrei
king, oppassing en begraving van de dy-
senterie-patiënten. Men besloot tevens,
om dezelve daartoe willig te maken aan
ieder van hen in de vier en twintig uuren
een dubbel dagloon of casu quo noch iets
daarboven te mogen offereren. Maar dat
viel wat tegen. Na vier dagen rapporteer
den de 'heren van den Gerichte' dat zij er
in geslaagd waren drie personen aan te
trekken voor de verzorging van de rode
loop-patiënten voor één gulden per dag
boven de kost6.
Het besluit de preventieve maatregelen
uit Harderwijk van 1779 te laten herdruk
ken was wel wat overhaast genomen. De
toenmalige epidemie bleek van een an
dere aard te zijn dan de in Zutphen heer
sende dysenterie. De daarin genoemde
adviezen klopten dan ook niet en hadden
geen effect. De raadsvrienden besloten
hierover met de medici te gaan overleg
gen. Daaruit kwam naar voren dat de me
dici het advies, zoals dat in Utrecht was
opgesteld, beter vonden. Van de aanbe
volen geneesmiddelen wilde men wat
weg laten. De stadsmedicinae doctor van
Rhijn zou dit regelen. De aanbevelingen
zouden gedrukt worden. Tevens werd er
bij vermeld dat men des begerende de
praeservatieve middelen bij de apothe
kers M.Jolijn en D.W.Gijse kon laten
halen7.
Door alle chicanes van de zijde van het
Oude en Nieuwe Gasthuis om zich finan
cieel in te dekken, was het lazaret nog al
tijd niet in gebruik, maar het werd wel
hoog tijd.
Op 1 september werd gemeld, dat Frede-
rik Huneknuver in het Bornhof rode loop
had. Men trachtte hem op kosten van dit
bejaardentehuis elders onder te brengen,
maar dit mislukte kennelijk. In overleg
met de stadsmedicus Van Rhijn werd
daarom besloten een rustbank te plaatsen
in de paardestal van het Bornhof en Hu
neknuver daar onder te brengen. De
paardestal had namelijk geen directe ver
binding met het huis. Daar zat de koei-
estal nog tussen! Dit voorval zal vermoe
delijk mede aanleiding zijn geweest voor
het stadsbestuur om doortastender op te
treden. Geconstateerd werd, dat het laza
ret geschikt was om dysenterie-patiënten
op te nemen. Een andere mogelijkheid
was er trouwens niet. Eventuele patiënten
met andere ziekten moesten dan maar er
gens anders worden geplaatst.
Maar pas toen ging ook het stadsbestuur
door de knieën: medicijnen en eventuele
extra oppassers waren voor rekening van
de stad. De heren Van Rhijn en Hase-
broeck werden bij de 'heeren van den
Gerichte' ontboden om het besluit in ont
vangst te nemen. Er lagen drie patiënten
met galkoortsen in het lazaret, die daarop
48