mencle gevechten en verdere branden als ratten in de val zitten, doet allen verdrie tig en verslagen zijn. Toch is de onder linge stemming uitstekend gebleven. We troosten en heipen elkaar zo veel moge lijk. Ook is er van ontspanning sprake, nu we uit het grootste gevaar en lawaai plot seling in een veilige dikke betonnen kel der zijn, waarin slechts weinig geluid van buiten doordringt. Nadat er stoelen gedistribueerd en in de hoek een geïmproviseerde W.C. is geor ganiseerd, dreunt de kelder plotseling door een enorme explosie vlakbij. We voelen ons met het gehele gebouw even opgetild: eenparig concluderen we dat de kazerne de lucht ingaat, vermoedelijk door de ontploffing van de daarin opge slagen munitievoorraad. Even vóór en nog een tijdje daarna horen we de mitrailleurs boven ons ratelen. Een tijd na de explosie horen we nog steeds schoten, waarvan we tenslotte bevroeden dat het de brandende munitievoorraad in de kazerne is. We eten nog wat brood, slaan allen wat dekens om ons heen en trachten te sla pen; geleidelijk slagen de meesten daarin. Midden in de nacht maak ik allen wak ker, daar er zwaar over de ijzeren luiken gelopen wordt en men kennelijk tracht deze van buiten te openen. We houden namelijk nog steeds rekening met de mo gelijkheid dat de geallieerden Duitsers in de kelder vermoeden, in verband waar mee we tevoren hadden afgesproken om allen bij opening van het luik prompt de handen omhoog te steken. Het gaat ech ter weer voorbij en we slapen door. Nog eenmaal schrikken we opnieuw, maar ge lukkig - alweer voor niets. Tegen de ochtend (8 april 1945) wordt besloten een kijkje te nemen. Binnendoor gaan we naar boven en nemen de situatie op. Tot onze stomme verbazing horen we dat alle huizen op de Nieuwstad er nog staan. Blijkbaar is de brand op wonder lijke manier tot stilstaan gekomen. Voorts lopen er wat burgers over straat. Voor alle zekerheid besluiten we ons nog even schuil te houden. Na enige uren is de stilte dermate moedgevend, dat we het luik durven openen en het bevrijde Ach terom inkijken. Eén voor één wagen we het de kelder te verlaten, verbaasd scha kelen we over van nachtmerrie op geluks- stemming. Als we buiten komen zien we de rokende ruïne van de kazerne en links op de Nieuwstad wat carriers laconiek over takken en andere rommel huppelen. Al gauw komt er één ratelend voorbijren- nen. In de portieken staan de soldaten nog met de geweren in de aanslag met het oog op 'snipers', die zich nog hier en daar schuil houden. Als meneer Velders gul z'n hoed afneemt en uitroept 'Three cheers for the Englishmen', antwoordt de man onmiddellijk terechtwijzend: 'Ca- nadée'. We weten nu clat het Canadezen zijn en wel Franse Canadezen. Velen zien eruit als boeven, ongewassen, met verwarde haren, verfomfaaide kleren en zichtbaar zeer vermoeid. Dan blijkt hoe alles gehavend is. Maar toch is er op straat een opgeluchte en dankbare stemming. Thuis volgt een ont roerende begroeting. Alles is er goed. 's Middags komen Mies en ik op de Nieuwstad terug en zien we het gehele gezelschap in gelukkige tevredenheid in de inmiddels opgekalefaterde kamer rond de kachel zitten. Een feestmaal, culmine rend in een glas koninklijke champagne, wordt het symbool van onze dankbaar heid en van de goede sfeer waarin we on danks alle gebeurtenissen met elkaar heb ben verkeerd. 32

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1995 | | pagina 34