ten de volgende nacht tegen het aanbreken van de
dag opnieuw te gaan kijken.
In de vroege ochtend van de 8e april bleek het ding er
nog precies zo te staan. Toen hebben ze het ge
waagd met z'n tweeën het kanon te verslepen en het
via de Beukerstraat naar de Oude Wand te brengen
om het wapen bij de Ondergrondse af te leveren. Be
woners van deze straten, die tijdens de strijd om en in
Zutphen bescherming hadden gezocht in kelders en
souterrains, gluurden bij het geluid van voetstappen
even vanuit hun schuilplaats, wie zich daar zo vroeg in
de morgen op straat waagden: Duitsers nog altijd of
misschiende bevrijders? Die waren immers al en
kele dagen dicht in de buurt.
Toen ze ontdekten dat twee Zutphense jongens bezig
waren een buitgemaakt stuk(je) geschut te versjou
wen, moet dat voor velen het moment geweest zijn
waarop ze dachten en misschien ook wel tegen elkaar
gezegd hebben: 'Als dit mogelijk is, zonder dat de
Duitsers ingrijpen, moeten we nu wel bevrijd zijn'.
tig in elkaar en trachten we nog dieper
weg te kruipen.
Ik vraag me af hoe ze het bij mij thuis
moeten hebben. Smachtend kijken we al
len af en toe naar de wekker, die onver
stoorbaar de uren doordraait, vlugger dan
eigenlijk bij zo'n eentonigheid begrijpe
lijk is.
Om kwart voor drie neemt het af en wor
den de mitrailleurs ingezet; ditmaal houdt
het aan en om half vier weten we zeker
dat er straatgevechten begonnen zijn.
Vlakbij horen we de afzonderlijke ge
weerschoten. In één oogopslag kunnen
we opmerken, hoe alles nu zwaar door
het vuur is gehavend; de straat ligt be
zaaid met pannen, takken, puin en glas
en overblijfselen van inderhaast door
vluchtende Duitsers neergegooide fietsen.
We zien nu ook Duitsers in de nissen van
het gymnastieklokaal bij de kazerne aan
de overkant, richten en af en toe schieten.
De geallieerden moeten aan de spoorlijn
zitten onder andere bij het huis van tan
darts Helmers. Ondanks alle vermoeienis
sen krijgen we weer moed, nog gesterkt
door het getuige zijn van een ruzie op
twintig meter afstand tussen enkele Duit
sers bij de kazerne. Eén roept, dat de
'ganze Kompanie zurücktreten' moet,
maar enkele anderen weigeren. Na enig
Duits gescheld en geschreeuw zijn ze het
plotseling weer eens en drukken ze elkaar
de wapenbroederhand: ze blijven vol
houden.
Van vijf tot ongeveer zeven uur wordt de
mooi-weer stilte slechts verbroken door
het af en toe schieten van afzonderlijke
geweren en machinegeweren, afgewis
seld door plotseling snel lopen, vermoe
delijk van portiek naar portiek. Hoewel
vrij rustig, is deze fase toch spannend,
omdat we beseffen dat ieder schot ge
munt is op een zichtbaar doel: Tommy of
Duitser.
Als we elkaar eens aankijken, moeten we
ondanks alles lachen: ongewassen, onge
schoren of mal gekleed, zien sommigen
van ons er uit als rovers, maar ook wordt
de vermoeidheid zichtbaar. We achten
het verstandiger om onze toevlucht in de
keuken te nemen als het aan de straatkant
te heet toegaat, maar later is het achter al
net zo hevig als voor, zodat we min of
meer in twijfel heen en weer lopen. We
bemerken dat de Duitsers ondanks alles
terug moeten trekken. Steeds meer komen
er over de spoorlijn en door de tuinen
heen. Ook bij het gymnastieklokaal op de
Louisesingel liggen en staan er achter de
bosjes te schieten. Steeds sneller nemen
de straatgevechten in omvang en hevig
heid toe. We horen de kogels fluiten en
tegen de stenen ketsen. We horen nu ook
veel doffe en hard slagen van pantservuis
ten en handgranaten. Vanuit het huis van
Wilten wordt nu ook druk geschoten.
Tegen achten - in de schemer - maak ik
meneer Velders opmerkzaam op gesis en
geknetter, dat volgens mij brand moet be
tekenen. Terwijl we nauwlettend luiste
ren, zien we opeens enkele burgers met
dekens voorbij hollen en merken we te
gelijkertijd een rossige gloed op; we heb
ben zekerheid: de Nieuwstad bij Helmers
staat in brand.
29