lend stil. Het onophoudelijk gedaver en
geknal van patrouilles jachtvliegtuigen,
dat de laatste weken steeds erger was ge
worden, is plotseling vrijwel verdwenen.
Bijna niemand gaat meer over straat.
Ook de Centrale Keuken heeft het werk
gestaakt. Een betrekkelijk klein aantal
Duitsers loopt bij de weg, zonder de in
druk te vestigen, dat ook zij de stad gaan
verlaten. Toch realiseren de meesten zich
nog niet, dat deze troepen wellicht van
plan zijn de stad serieus te verdedigen,
's Middags wordt de stilte verbroken door
vele en harde, overigens niet te definië
ren, knallen. Als we even later over straat
en langs de spoorbaan vervoer van ken
nelijk zware zieken of gewonden opmer
ken, leggen we daar verband tussen.
Maar ons gaat een licht op als we door de
blinden, die iedereen gesloten heeft, een
jonge Duitse soldaat observeren, die, om
zichtig rondkijkend, stuk voor stuk zijn
handgranaten in de Grote Gracht gooit,
waar ze in een mooie waterfontein dave
rend exploderen. Enkele voorbijgangers
vertellen ons dan ook, dat de Duitsers op
verschillende plaatsen veel projectielen
weggooien of in de lucht verschieten; de
zieken die we zagen afvoeren zijn vol
gens hen afkomstig uit het ziekenhuis, dat
ze ontruimen.
Dit klopt met het feit, dat we de zieken
op het perron in de drie wagons zien la
den. Enige uren later blijkt het hele em
placement leeg te zijn.
Deze voorbijgangers zijn allen bepakt en
bezakt met Duitse broden, die de Duit
sers hun ongelimiteerd uit het depot van
de Wehrmachts-backerei cadeau geven.
Onze indruk, dat de geallieerden dichtbij
zitten, wordt bevestigd als we van
meneer en Fientje Koerselman vernemen,
dat ze op weg waren naar Vierakker om
melk te halen, doch dat ze werden terug
gezonden door Duitsers onder het motief
dat de geallieerden al tot daar waren
doorgedrongen.
's Avonds ga ik nog gewoon boven naar
bed, zij het dan met de deur open en
mijn kleren in een bundeltje gewikkeld
naast me. Om elf uur wordt ik opge
schrikt door een lange fluittoon, gevolgd
door een harde slag. Ik kijk uit het raam,
maar hoor eerst niets, zie alleen dat nu
rond de hele stad de zoeklichten vlakbij
zijn opgesteld. Het geluid kan ik niet
thuisbrengen; we hebben de laatste da-
23