een granaatscherf uit de trein, bijna het gehele station weg in Zutphen, spoorrails lagen op de Deventerweg enzovoort. Zo kruipen de dagen voort met maar steeds hetzelfde gesprek: waar zijn de En gelsen al? Komen ze al nader? Zou het nog lang duren? Dit is geen leven meer, kwam de bevrijding maar, ja maar als de bevrijding komt, kan het ook uw of mijn leven kosten. Als het mijn leven kost, dan zijn de omliggenden toch uit de ellende, en zo praatte men door, en hoe verder de Tommy en de Amerikaan Duitsland in rukten, hoe langer ons de tijd hier viel. Het aantal V1 's nam ook toe en bracht veel schade aan de woningen, omdat ze ontijdig neerploften. Maar gelukkig kostte dit tot nu toe geen mensenlevens om ons heen. Dan op 28 maart die vreselijke ramp met die V1 in het dorp Warnsveid. Elf doden en vele gewonden. Vreselijk klonk die mare, ook door Warken. En ik als doodgraver, ik kan veel leed ver zetten, maar het trof mij ontzettend, toen ik opdracht kreeg een massagraf te maken voor de slachtoffers. Vrijdag 30 maart zette ik dan de spade in de grond om voor hen een laatste rustplaats te graven met de hulp van enige buurjongens. Zaterdag 31 maart om 11 uur werden ze ingezet, nadat door Poolman, de toen aanwezige NSB-burgemeester, een kort rede was gehouden voor de talrijke aan wezigen. Zeer stil en onder de indruk van dit gebeuren ging men weer huiswaarts, na nog eens een blik te werpen tot hen die zo plotseling waren weggenomen. Maar het leven gaat door met lief en leed, zo ook op een begraafplaats. Terwijl we 's middags het graf aan het dichten zijn (ik met de drie gebroeders Teunissen -Johan, Herman en Adriaan) klinkt ons ineens de blijde mare in het oor dat de jongens van Teunissen direct thuis moeten komen, want de Tommies zijn al in Ruurlo. U begrijpt dat dit op ons viel als een zonnestraal in de winter. Dat er iets gaande was, had ik al gemerkt, want daags tevoren, Goede Vrijdag, wa ren er bij ons in de tuin wat Duitse solda ten gekomen en die waren druk een gat te graven. Op zaterdagmorgen kwamen er nog veel meer en alles werd omgegra ven in mijn tuin, maar ook bij mijn buur lui Walgemoet, Teunissen, Alberts en Ab- bink was alles door de Duitsers bezet. Vloeken, razen en schelden, anders hoorde men niet. Uitgehongerd waren ze ook, want ze vroegen ons om een boterham en toen ze geen antwoord kregen, boden ze twee gulden voor één boterham. Op zondag 1 april was hier in de omge ving alles omgezet in loopgraaf en stel ling. Volgens hun zeggen, kon de Tommy ieder ogenblik komen. Maar van buitenaf hoorden we niets meer. Er mocht nie mand de Rijksstraatweg meer passeren. De fietsen werden allemaal afgenomen, stelen bij de huizen was al in volle gang. Ook op de begraafplaats werden stellin gen gemaakt, stukken uit de hagen ge hakt. Het hek had ik gesloten, maar moest het op last van een officier ontslui ten. Om zeven uur kregen we de boodschap: u moet met 20 minuten het huis verlaten. Tegensputteren hielp niet, maar maakte het nog erger, zodat de buurlui ogenblik kelijk weg moesten. Waar moesten we heen? Niet anders dan op Zutphen aan, was het antwoord, en vlug. De dekens en de voornaamste kleding gauw op een trekker en daar gingen we, weg van alles wat ons lief was. Alberts, Abbink en schrijver dezes kregen een onderdak, of beter gezegd werden met open armen ontvangen op het gesticht Groot Graffel. In het schaftlokaal en in de machineka mer was nu onze huisvesting. De familie Walgemoet nam de vlucht naar Warns veid. Terwij! de vrouwen van Teunissen en Maalderink alreeds gevlucht waren naar A.J. Denkers B 107, dachten de mannen daar ook naar toe te gaan, maar ze werden door de Duitsers verdreven op Zutphen aan, zodat ze de volgende dag met een grote omhaal door bossen en velden hun vrouwen konden bereiken. 18

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1995 | | pagina 20