gen. We zeiden 'dat zijn de bruggen'.
Toen we alle bruggen geteld hadden,
ging het schieten nog door. Later zagen
we wat de Duitsers tot ontploffing hadden
gebracht, en dat was heel wat.
In de winkel van Jamin woonde een moe
der met twee dochters. Ze vroeg of ze bij
ons in de kelder mochten komen. Dat
was natuurlijk goed. Ze brachten een
klein zakje chocolade hagelslag mee. We
wisten niet wat we zagen. De kleintjes
hadden dat nog nooit gezien.
We hadden niet veel te eten en op het
laatst zelfs niets meer. Tante Jo liep de
kelders eens door en kwam met een be
schimmeld Duits brood terug. De schim
mel werd eraf gesneden en het brood ver
deeld. Water hadden we de laatste dagen
ook niet meer. Omdat de bruggen en een
aantal gebouwen waren opgeblazen, was
de waterleiding gesprongen.
Het was in die tijd mooi weer, maar ook
regende het een keer. Toen we even bo
ven waren, zagen we een Duitser met
een emmer in de straat. Hij haalde een
stuk van de regenpijp af en hield de em
mer eronder. Hij had water. Toen hij weg
was, deden wij hetzelfde.
Het was eigenlijk een onwezenlijke toe
stand waarin we ons bevonden. We wis
ten niets over de gevechten. Zouden onze
bevrijders al dichterbij gekomen zijn?
Later hoorden we dat ze 's woensdags al
in Eefde en Warnsveld waren, maar wij
moesten nog wachten tot zondag. Einde
lijk hoorden we aan het schieten dat ze
dichterbij kwamen. Het werd ook hevi
ger.
De stemming in de kelder was steeds
goed, al onze aandacht was steeds op het
geluid gericht. In tegenstelling tot het
bombardement - toen we doodsbang in
onze kelder zaten en dachten dat we er
misschien niet meer uit zouden komen -
waren we nu helemaal niet bang. We
dachten er niet aan dat we getroffen zou
den kunnen worden, maar praatten er al
leen over hoe de toestand zou zijn en
hoe lang het nog kon duren.
Het schieten kwam steeds dichterbij. Op
zaterdag tegen de avond hoorden we op
eens door luidsprekers in het Duits om
roepen door de Canadezen dat de Duit
sers omsingeld waren en dat ze zich maar
moesten overgeven als ze hun vaderland
en familie terug wilden zien. We waren
er opgewonden van. Wat zou er nu ge
beuren? Maar 's nachts werd er nog
steeds geschoten. De dag erna, zondag 8
april, werd het 's morgens ineens stil.
Toen dat een poosje zo bleef, gingen we
voorzichtig op de Markt kijken, en ja
hoor, we waren bevrijd! Er hing al een
driekleur bij een huis en even later zagen
we de eerste tank met Canadezen aanko
men. ledereen kwam naar buiten. We
waren heel blij, maar niet uitbundig-
daarvoor was er teveel gebeurd,
's Middags kwam er een soort tank voor
ons huis staan. Er werd nog door Duitsers
vanuit de Wijnhuistoren geschoten. Twee
Canadezen, die naar binnen wilden gaan,
werden zwaar gewond door de munitie
die de Duitsers aan de deur bevestigd
hadden. Daarom werd met een vlammen
werper een paar vuurstralen op de toren
geschoten. Even later stond het hele
Wijnhuis in brand.
We kregen van de Canadezen biskwie.
Heerlijk vonden we dat. We waren nu
echt bevrijd, in de stad was veel vernield.
Er werd wel gevlagd en iedereen was
heel blij, maar het werd geen feest. Daar
voor was er te veel leed onder de men
sen. In de stad, de Hoven meegerekend,
waren 62 doden te betreuren, waaronder
kinderen.
Met Wim ben ik zo vlug mogelijk weer
naar ons eigen huis terug gegaan. Toen
we dat zo goed mogelijk weer dicht ge
maakt hadden, was het bewoonbaar. Er
was inmiddels weer water, en met een
boender en oude dweilen heb ik het huis
schoongemaakt. Om het water warm te
maken gebruikten we alle oude 'uitschot
foto's' van de zaak.
Heel langzaam kwam alles weer op gang.
We waren blij en dankbaar dat op 14 mei
onze jacques in ons eigen huis geboren
werd. In alle vrijheid!
13